Examples of using "Rêver" in a sentence and their dutch translations:
Stop met dromen.
Ik wil dromen.
Blijf dromen!
Ik droom vast.
Dromen kost niets.
- Ge doet mij dromen.
- Je doet me dromen.
Je bent aan het dromen.
Droom ik?
Jullie zijn aan het dromen.
- Droomt Tom?
- Is Tom aan het dromen?
Je bent aan het dromen.
Ik had me geen beter cadeau kunnen wensen deze Kerstmis.
We brachten lange momenten dromend door bij de rivier.