Examples of using "Professeur" in a sentence and their dutch translations:
- Ik was leraar.
- Ik was lerares.
Ik was lerares.
Goedendag, professor!
Dit zegt mijn leraar altijd
Jij bent professor.
Hij is mijn leraar.
Ik ben professor.
- Jij bent professor.
- U bent professor.
Ze is een professor.
Ik wil graag leraar worden.
Ze was docent.
Luister naar de professor!
Ik ben professor, of juister gezegd, assistent-professor.
Mijn moeder is een lerares.
Google is mijn leraar.
- Hij is een Italiaanse leraar.
- Hij is een leraar Italiaans.
Mijn broer is leraar.
Hij prees zijn leraar.
Jij sprak de leraar tegen.
- Tom is een geschiedenisdocent.
- Tom is leraar geschiedenis.
Hij was mijn slechtste leraar.
Hij is mijn leraar.
Ik ben leraar.
- Wie is jouw leraar Frans?
- Wie is uw leraar Frans?
- Wie is jullie leraar Frans?
Hij is leraar Engels.
Onze leerkracht komt naar het bord.
- Onze leraar woont vlakbij.
- Onze leraar woont in de buurt.
Onze leraar leek verrast te zijn.
Hij is onze leraar Engels.
Ik heb er spijt van dat ik leraar ben geworden.
Ik ben een Japanse leraar.
Mijn zus werkt als lerares Engels.
- Ik ben ook leraar.
- Ook ik ben leraar.
Betty is danslerares.
Hij boog voor zijn leerkracht.
De leraar grijnsde.
Ze is danslerares.
Meneer Grimm is geschiedenisleraar.
- Ik ben een gymleraar.
- Ik ben gymleraar.
- Ik ben gymlerares.
De leraar verwelkomde de leerlingen.
Mijn dochter is lerares Spaans.
U bent een fantastische leraar!
Sami wil leraar Arabisch worden.
Ik ben leraar Nederlands.
- Hij is doctor en universitair professor.
- Hij is doctor en universiteitsprofessor.
Meneer Brown is onze leraar Engels.
Hij besliste leraar te worden.
Hij is professor Engels in Leeds.
Mijnheer Tanaka is onze leraar Engels.
Ze is een heel goede lerares.
Onze leraar is een echte idioot.
Juffrouw Swan is onze lerares Engels.
Deze professor is vorig jaar overleden.
Luister naar wat de leraar zegt.
De professor geeft les in Engelse conversatie.
Zijn vrouw is onze lerares Italiaans.
Ik ben leraar.
Je bent leerkracht.
Hij is mijn leraar.
Onze leraar houdt van zijn nieuwe auto.
Onze leraar spreekt soms te snel.
Ben je een leerkracht of een leerling hier?
- Tom is de leraar van Maria.
- Tom is Maria's leraar.