Examples of using "Planté" in a sentence and their dutch translations:
Wie heeft de boom geplant?
Wie heeft de boom geplant?
- Hij staat daar gewoon.
- Hij staat daar maar.
- Hij staat er gewoon.
- Hij staat daar maar wat.
Zij hebben appelbomen geplant.
We hebben een boom geplant.
Zij hebben deze bomen geplant.
Ik heb een appelboom geplant in mijn tuin.
- Jemig! M'n computer is alweer vastgelopen!
- O, mijn hemel! Mijn computer is weer vastgelopen!
Ze plantten bomen.
Deze bomen zijn door hen geplant.
Tom plantte drie appelbomen in zijn tuin.
Thomas heeft zijn bijl in het ijs gestoken.
Ga je daar de hele dag blijven staan?
We hebben een boom geplant.
We plantten bomen.
Hij heeft bomen geplant.
Ze plantten bomen.
Ik heb niet helemaal ongelijk.
Sta daar niet zomaar te niksen. Kom hier en help me.
Ga je daar de hele dag blijven staan?