Examples of using "Ouvrir" in a sentence and their dutch translations:
Moet ik alles opendoen?
Voorzichtig openen.
Mag ik het raam opendoen?
Mag ik een blikje openen?
Ik ging de deur openen.
- Kun je het raam opendoen?
- Kun je het venster openen?
Ik zou graag een rekening openen.
Moet ik alles opendoen?
- Wil jij jouw eigen restaurant openen?
- Wil je je eigen restaurant openen?
- Wilt u uw eigen restaurant beginnen?
Mag ik het raam opendoen?
Kunt u het venster openen?
Kun je het raam opendoen?
Moet ik het venster opendoen?
Mag ik het raam opendoen?
We hopen in oktober te openen.
Ik krijg de deur niet open.
Wilt ge zo goed zijn het venster open te doen?
Voorzichtig openen.
Mag ik mijn ogen nu opendoen?
De deur ging moeilijk open.
Wilt ge zo goed zijn het venster open te doen?
Wilt ge zo goed zijn het venster open te doen?
Excuseer, mag ik het venster opendoen?
Doe niet open voordat de trein stopt.
Ik wil het venster niet openen.
Doe alsjeblieft de ramen niet open.
Ik krijg de deur niet open.
Excuseer, mag ik het venster opendoen?
Kun je het autoraam openen?
Kan iemand de deur opendoen alsjeblieft?
Excuseer, mag ik het venster opendoen?
Hij stond op het punt te gaan spreken.
Open alstublieft het raam.
Doe de deur niet open.
Ik kan de deur niet openen. Hebt gij de sleutel?
Kan iemand de deur openmaken alsjeblieft?
- De deur gaat niet open.
- Ik krijg de deur niet open.
Gelieve het venster niet te openen.
Met Kerstmis worden de kinderen 's morgens vroeg wakker om hun cadeautjes te openen.
Doe de deur open alstublieft.
Doe de deur open alstublieft.