Translation of "Ken" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Ken" in a sentence and their dutch translations:

- Mes amis m'appellent Ken.
- Mes amies m'appellent Ken.

Mijn vrienden noemen me Ken.

- Ken collectionne les vieilles pièces.
- Ken est numismate.

Ken is een muntenverzamelaar.

- Ravi de te connaître, Ken.
- Ravie de te connaître, Ken.
- Enchanté de te connaître, Ken.
- Enchantée de te connaître, Ken.

Blij u te leren kennen, Ken.

Je crois Ken.

Ik geloof Ken.

Ken est heureux.

Ken is gelukkig.

Ken semble heureux.

Ken ziet er gelukkig uit.

Ken te cherchait.

Ken zocht je.

Ken vous cherche.

Ken zoekt u.

Ken aidait Tom.

Ken hielp Tom.

Ken est numismate.

Ken is een muntenverzamelaar.

- Ken veut un vélo.
- Ken désire avoir une bicyclette.

Ken wil een fiets.

- Mike et Ken sont amis.
- Mike et Ken sont copains.

Mike en Ken zijn vrienden.

- Ravie de te connaître, Ken.
- Enchanté de te connaître, Ken.

Blij je te leren kennen, Ken.

Ken a une guitare.

Ken heeft een gitaar.

Ken a deux chats.

Ken heeft twee katten.

J'ai voté pour Ken.

- Ik heb gestemd voor Ken.
- Ik heb voor Ken gestemd.

J'ai rencontré Ken hier.

Ik heb Ken gisteren ontmoet.

Le chien s'appelle Ken.

De hond heet Ken.

Ken cria à l'aide.

Ken riep om hulp.

Ken ne fuyait pas.

Ken rende niet.

Ken est arrivé à Kyoto.

Ken is in Kioto aangekomen.

Ken s'assit à mes côtés.

Ken zette zich naast mij.

J'ai rencontré Ken au parc.

Ik heb Ken ontmoet aan het park.

Tom se moque de Ken.

Tom maakt Ken belachelijk.

Je fais confiance à Ken.

Ik vertrouw Ken.

Ils s'appellent Tom et Ken.

Zij heten Tom en Ken.

Bonjour, je m'appelle Ken Saitou.

Hoi, ik heet Ken Saitou.

Ken collectionne les vieilles pièces.

Ken verzamelt oude munten.

Ken m'a battu aux échecs.

Ken heeft tegen mij gewonnen met schaken.

Ken aime faire du camping.

Ken houdt van kamperen.

Mike et Ken sont amis.

Mike en Ken zijn vrienden.

Ravie de te connaître, Ken.

- Blij u te leren kennen, Ken.
- Blij je te leren kennen, Ken.

Ken est plus vieux que Seiko.

Ken is ouder dan Seiko.

J'ai donné ma voix à Ken.

- Ik heb gestemd voor Ken.
- Ik heb voor Ken gestemd.

Ken est plus petit que Tom.

Ken is kleiner dan Tom.

Ken a conduit Tom à l'hôpital.

Ken reed Tom naar het ziekenhuis.

Ken parle comme s'il savait tout.

Ken praat alsof hij alles weet.

Le chien de Ken est très gros.

De hond van Ken is heel dik.

L'oncle Ken a un grand élevage avicole.

Ken's oom heeft een grote kippenboerderij.

Ken et son frère se ressemblent beaucoup.

Ken en zijn broer zijn zeer gelijkend.

Ken a plus de livres que toi.

Ken heeft meer boeken dan jij.

Il est beaucoup plus âgé que Ken.

Hij is veel ouder dan Ken.

Ken a remercié Tom pour le cadeau.

Ken bedankte Tom voor het cadeau.

Ken était-il à la maison hier ?

Was Ken gisteren thuis?

Ken n’a pas plus de dix livres.

Ken heeft niet meer dan tien boeken.

- Qui court le plus vite, Ken ou Tony ?
- Qui court le plus vite, de Ken ou de Tony ?

Wie rent het snelst, Ken of Tony?

Ken est allé au parc pour rencontrer Yumi.

Ken ging naar het park om Yumi te ontmoeten.

Ken connaît-il le vrai nom de Tom ?

Weet Ken Toms echte naam?

Ken n'étudie pas seulement l'anglais, mais aussi le français.

Ken studeert niet alleen Engels, maar ook Frans.

Est-ce que Ken a quitté le Japon pour de bon ?

Heeft Ken voorgoed Japan verlaten?

- Ken était en train de lire quand je suis rentré à la maison.
- Ken était en train de lire quand je suis rentrée à la maison.

Ken was aan het lezen toen ik thuiskwam.

La mère de Ken et son amie vont bientôt arriver à l'aéroport.

De moeder van Ken en haar vriendin zullen spoedig aankomen op de luchthaven.

Ken était en train de lire quand je suis rentré à la maison.

Ken was aan het lezen toen ik thuiskwam.

Jane est grosse, grossière, et elle fume trop. Mais Ken croit qu'elle est jolie et charmante. C'est pour ça qu'on dit que l'amour est aveugle.

Jane is dik en onbeschoft en rookt te veel. Maar Ken vindt haar schattig en charmant. Daarom wordt er gezegd dat liefde blind is.