Examples of using "Joues" in a sentence and their dutch translations:
Haar wangen waren rood.
- Speel je voetbal?
- Voetbal je?
Ben je tubaspeler?
Speel je tennis?
Golf je?
Hockey je nog?
Tranen biggelden over haar wangen.
- Speel je honkbal?
- Spelen jullie honkbal?
- Speelt u honkbal?
Ik kreeg slaag op beide wangen.
Je speelt heel goed gitaar.
Tranen van blijdschap liepen over haar wangen.
- Hoe lang zijn je wangen al opgezwollen?
- Hoe lang zijn uw wangen al opgezwollen?
Welke instrumenten speel je?
- Golf je?
- Golft u?
- Golfen jullie?
- Speel je golf?
- Speelt u golf?
- Spelen jullie golf?
- Bowl je?
- Bowlt u?
- Bowlen jullie?
- Kegelen jullie?
- Kegelt u?
- Kegel je?
- Wat speel je?
- Wat zit je te spelen?
- Wat ben je aan het spelen?
Speel je nog steeds gitaar?
Speel je tennis?
Tranen liepen over mijn wangen.
Speel je nog golf?
- Ik wil dat ge gitaar speelt voor mij.
- Ik wil dat je gitaar voor me speelt.
Tranen van blijdschap liepen over haar wangen.
Speel je ook nog andere instrumenten behalve de piano?
Ben jij goed in tennis?
- Speel je geen tennis?
- Speelt u geen tennis?
- Spelen jullie geen tennis?
Speel je nog golf?
Overigens, speelt gij viool?
Speel je nog steeds gitaar?
Ben jij goed in tennis?