Examples of using "Fêtes" in a sentence and their dutch translations:
Fijne feestdagen.
- Prettige feestdagen!
- Fijne feestdagen!
Feestjes vervelen mij.
Ik hou van feesten.
Feestversieringen.
Feestjes zijn leuk.
Ik haat feesten.
Geniet van de feestdagen.
Wat heb je tijdens de vakantie gedaan?
Ik word niet vaak op feestjes uitgenodigd.
Hij wordt nooit uitgenodigd op feestjes.
We hijsen de vlaggen op nationale feestdagen.
Ik word maar zelden op feestjes uitgenodigd.
- Je viert Kerstmis, nietwaar?
- U viert Kerstmis, nietwaar?
- Jullie vieren Kerstmis, nietwaar?
Voordat ik oud genoeg was om alcohol te drinken, vond ik familiefeesten ondraaglijk.
Tijd doorbrengen met de bijzondere mensen in je leven behoort tot de fijnste momenten van het vakantieseizoen.
Zet alsjeblieft wat kaarsen op de verjaardagstaart.
Na talloze oproepen op de radio en dagbladadvertenties gedurende een ontelbaar aantal opeenvolgende dagen, kwamen de mensen massaal naar het festival om de in overvloed aangeboden hamburgers te verslinden en om liters bier te drinken, wat leidde tot een groot aantal dronkaards en daarmee een hoop werk voor de aanwezige paramedici, die al heel wat ervaring hadden opgedaan met dergelijke massabijeenkomsten op talloze andere festivals.