Translation of "Copains" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "Copains" in a sentence and their dutch translations:

Parlez à vos copains !

- Praat met uw vrienden!
- Praat met jullie vrienden!

Elle a trop de copains.

Ze heeft te veel vriendjes.

As-tu vu mes copains ?

- Heb je mijn vrienden gezien?
- Heeft u mijn vrienden gezien?
- Hebben jullie mijn vrienden gezien?

Nous sommes des copains de classe.

We zijn schoolvrienden.

Nous sommes des copains de classe de Tom.

Wij zijn Toms klaskameraadjes.

Est-ce que tu as des copains en Antigua ?

Heb je vrienden in Antigua?

- Mike et Ken sont amis.
- Mike et Ken sont copains.

Mike en Ken zijn vrienden.

- Nous sommes des copains de classe.
- Nous sommes camarades de classe.

We zijn klasgenoten.

- Ils n'ont pas suffisamment d'amis.
- Ils n'ont pas assez de copains.

- Ze hebben niet genoeg vrienden.
- Ze hebben te weinig vrienden.

- Tom a moins d'amis que moi.
- Tom a moins de copains que moi.

Tom heeft minder vrienden dan ik.

À ses heures perdues, le garçon partait souvent à la recherche de ses copains.

De jongen zocht vaak zijn vrienden in zijn vrije tijd.

- Il joue au football avec ses amis.
- Il joue au football avec ses copains.

Hij speelt voetbal met zijn vrienden.