Translation of "Collier" in Dutch

- J'aime votre collier.
- J'aime ton collier.

- Ik hou van jouw halsketting.
- Ik hou van uw halsketting.
- Ik vind je halsketting mooi.

- Ton collier est beau.
- Votre collier est beau.

- Uw halsketting is prachtig.
- Jouw halsketting is prachtig.

C'est son collier !

Het is haar halsband.

J'aime ce collier.

Ik hou van die halsketting.

C'est un collier charmant.

- Dat is een prachtige halsketting.
- Dat is een mooie halsketting.

Sami a retrouvé le collier.

Sami vond de halsketting.

Elle porte un collier de prix.

Ze draagt een dure halsketting.

Son collier s'est peut-être pris dans un rocher.

Misschien is de halsband achter een rots blijven haken.

Regardez, le collier de Dana indique qu'elle est tout droit.

Volgens de tracker... ...is Dana nog verder naar beneden.

Il y avait une couleuvre à collier dans mon bassin.

Er was een ringslang in mijn vijver.

- Avez-vous vu le collier que Tom a offert à Marie pour Noël ?
- As-tu vu le collier que Tom a offert à Marie pour Noël ?

- Heb je de ketting gezien die Tom aan Maria gaf voor Kerstmis?
- Hebt u de ketting gezien die Tom aan Maria gaf voor Kerstmis?
- Hebben jullie de ketting gezien die Tom aan Maria gaf voor Kerstmis?