Examples of using "Boulangerie" in a sentence and their dutch translations:
Ik ben naar de bakker geweest.
Ik ben naar de bakker geweest.
Mijn vader heeft een bakkerij.
Ik ben naar de bakker geweest.
De bakkerij is om de hoek.
- Waar is de bakker?
- Waar is de bakkerij?
Het brood van deze bakker is uitstekend.
Het meisje dat in de bakkerij werkt, is knap.
De bakkerij bevindt zich in de Pinostraat.
Ga even wat brood halen bij de bakker!
Het meisje dat in de bakkerij werkt, is knap.
- Het meisje dat in de bakkerij werkt, is knap.
- Het meisje dat in de bakkerij werkt, is lief.
Ik werk overdag in een bakkerij, en 's nachts in een bar...