Examples of using "Aller " in a sentence and their dutch translations:
Goedendag! Waar wilt ge naartoe?
Wil je gaan?
- Zou ik moeten gaan?
- Zou hij moeten gaan?
- Zou ze moeten gaan?
Mag ik nu gaan?
- Wil je weg?
- Wil je gaan?
- Willen jullie gaan?
- Wilt u gaan?
Wil je weg?
Willen jullie gaan?
Heen en terug of enkele reis?
Moet ik daarheen?
Mag ik nu gaan?
- Wil je weg?
- Wil je gaan?
Heen en terug of enkele reis?
Komt alles goed met je?
Waar wilt ge naartoe?
Mag ik nu gaan?
Mag ik nu gaan?
Mag ik nu gaan?
- Waar wilt ge naartoe?
- Waar wil je heen?