Translation of "écrit" in Dutch

0.008 sec.

Examples of using "écrit" in a sentence and their dutch translations:

- Le garçon écrit.
- L'enfant écrit.

- De jongen schrijft.
- De jongen is aan het schrijven.

- Posez votre candidature par écrit.
- Pose ta candidature par écrit.
- Postulez par écrit.
- Postule par écrit.

Solliciteer schriftelijk.

Il écrit.

Hij schrijft.

Elle écrit.

Ze schrijft.

Tom écrit.

Tom schrijft.

- Avez-vous écrit cela ?
- As-tu écrit ça ?

Heb jij dat geschreven?

- Qui a écrit ça ?
- Qui a écrit cela ?

Wie heeft dat geschreven?

- As-tu écrit ce livre ?
- Tu as écrit ce livre ?
- Vous avez écrit ce livre ?
- Avez-vous écrit ce livre ?

- Hebt gij dit boek geschreven?
- Hebt u dit boek geschreven?
- Heb jij dit boek geschreven?
- Hebben jullie dit boek geschreven?

Elle écrit magnifiquement.

Ze schrijft prachtig.

Il écrit arabe.

Hij schrijft Arabisch.

Tom écrit lentement.

Tom schrijft langzaam.

Le frère écrit.

De broer schrijft.

- C'est moi qui ai écrit ça.
- J'ai écrit ça.

Ik schreef dat.

- As-tu écrit ce livre ?
- Vous avez écrit ce livre ?
- Avez-vous écrit ce livre ?

- Hebt gij dit boek geschreven?
- Hebt u dit boek geschreven?
- Heb jij dit boek geschreven?

- Elle m'a écrit un SMS.
- Elle m'a écrit un texto.

- Ze heeft mij een sms gestuurd.
- Ze heeft me ge-sms't.

- Mets ça par écrit.
- Mettez ça par écrit.
- Écris-le.

- Zet dat op papier.
- Zet dat zwart op wit.
- Schrijf het op.
- Leg het schriftelijk vast.

- Qui a écrit cette lettre ?
- Qui a écrit cette lettre ?

Wie heeft deze brief geschreven?

- As-tu écrit ce livre ?
- Tu as écrit ce livre ?

- Hebt gij dit boek geschreven?
- Heb jij dit boek geschreven?

- Je n'ai pas écrit ça.
- Je n'ai pas écrit cela.

Ik heb dat niet geschreven.

Elle écrit des nouvelles.

Zij schrijft novelles.

Qui a écrit Hamlet ?

Wie heeft Hamlet geschreven?

Il écrit des scénarios.

- Hij schrijft scripts.
- Hij schrijft scenario's.

J'ai écrit une lettre.

Ik heb een brief geschreven.

Il écrit une lettre.

Hij schrijft een brief.

Il écrit un livre.

Hij schrijft een boek.

Tom écrit une lettre.

Tom schrijft een brief.

Elle écrit un livre.

Zij schrijft een boek.

Il écrit des livres.

Hij schrijft boeken.

Tom écrit des nouvelles.

- Tom schrijft nieuwsberichten.
- Tom schrijft kortverhalen.

Elle écrit en chinois.

Ze schrijft Chinees.

- Est-ce que tu as écrit ça ?
- Avez-vous écrit ceci ?

Heb jij dit geschreven?

- Hier, il a écrit une lettre.
- Il a écrit une lettre hier.

Gisteren heeft hij een brief geschreven.

Comme Léon Tolstoï l'a écrit :

Zoals Leo Tolstoj schreef:

Qui a écrit ce livre ?

- Wie heeft dit boek geschreven?
- Wie schreef dit boek?

Qui a écrit la lettre ?

Wie heeft de brief geschreven?

Elle écrit une lettre maintenant.

Ze is nu een brief aan het schrijven.

Il a écrit deux livres.

Hij heeft twee boeken geschreven.

Qui a écrit une lettre ?

Wie heeft een brief geschreven?

Qui a écrit cette lettre ?

Wie heeft deze brief geschreven?

Il écrit des poèmes d'amour.

Hij schrijft liefdespoëzie.

Elle écrit maintenant un livre.

Ze schrijft nu een boek.

Qui a écrit la Bible ?

Wie heeft de Bijbel geschreven?

Elle écrit constamment des lettres.

Ze schrijft constant brieven.

Avez-vous écrit ce livre ?

Hebt u dit boek geschreven?

Il a écrit une lettre.

Hij heeft een brief geschreven.

Ont-ils écrit une lettre ?

Hebben ze een brief geschreven?

Emily a écrit la phrase.

- Emily schreef de zin.
- Emily heeft de zin geschreven.

Elle a écrit plusieurs livres.

Ze heeft verschillende boeken geschreven.

Oui, il l'a déjà écrit.

Ja, hij heeft het al geschreven.

Tom écrit mieux que moi.

Tom schrijft beter dan ik.

Est-ce écrit en finnois ?

Is het in het Fins geschreven?

Qui a écrit cette phrase ?

- Wie schreef deze zin?
- Wie heeft deze zin geschreven?

Qui a écrit ce poème ?

- Wie heeft dit gedicht geschreven?
- Wie schreef dit gedicht?

As-tu écrit ce livre ?

- Hebt gij dit boek geschreven?
- Heb jij dit boek geschreven?

Je n'ai pas écrit cela.

Ik heb dat niet geschreven.

C'est écrit noir sur blanc.

Het staat hier zwart op wit.

« Qu'a écrit Maria ? » « Rien d'important. »

„Wat heeft Maria geschreven?” – „Niets van belang.”