Examples of using "Lot" in a sentence and their dutch translations:
Je bent erg veranderd.
Hij schreeuwt veel.
Je bent veel veranderd!
Hij werkt veel.
- Hij leest veel.
- Ze leest veel.
Het gebeurt vaak.
Ze weet veel.
Eet veel!
- Hartelijk dank!
- Duizend maal dank!
Dat is veel!
Ze verloren veel.
Ik reis veel.
Je bent erg veranderd.
Dat is veel beter.
- Het heeft me erg geholpen.
- Het heeft me veel geholpen.
Je bent erg veranderd.
Ze spelen vaak samen.
- Het heeft me erg geholpen.
- Het heeft me veel geholpen.
Het heeft me erg geholpen.
Hij las erg veel.
Ik heb veel gefietst.
Soms een beetje veel.
veel mensen.
...win je veel.
Ik nies veel.
Hij praat veel.
Meg praat veel.
- Het heeft veel gesneeuwd.
- Het sneeuwde veel.
Ik heb veel geslapen.
Dat verklaart veel.
Hij eet veel.
We dronken veel.
Zij sprak veel.
Hij schreeuwt veel.
Ik leer veel.
Hij is aan de drank.
Er is veel gebeurd.
Ze praat veel.
Hij las erg veel.
Wij hebben veel gelopen.
- Kom op, schiet op!
- Kom op, opschieten!
Ik heb veel geleerd.
Ik reis veel.
En nog veel meer.
Tom werkt veel.
- Ik wil veel.
- Ik zou veel willen.
Het gebeurt vaak.
Maria praat veel.
We praten veel.
Paul praat veel.
Ik heb veel geleerd.
We oefenen veel.
Tom rookt veel.
Tom huilde veel.
Ik heb veel gemist.
- Hij is veel veranderd.
- Hij veranderde veel.
Je hebt veel gemist.
Maria slaapt veel.
Ik boer veel.
Ik huil veel.
- Zij rookt veel.
- Ze rookt veel.
Er is veel sneeuw gevallen.
Hij werkt veel.
Hij schreeuwt veel.
Tom drinkt veel.
Tom roddelt veel.
Tom mompelt veel.
- We weten veel.
- Wij weten veel.
Ze verloren veel.