Examples of using "Traveled" in a sentence and their dutch translations:
- Ze reisden samen.
- Ze zijn samen op reis gegaan.
- Ze hebben samen gereisd.
- We reisden samen.
- We zijn samen op reis gegaan.
- We hebben samen gereisd.
Ik reisde alleen.
Ze reisde over heel de wereld.
Hij reisde per boot.
We reisden te voet.
Ik reisde alleen.
- Ik reisde naar Australië.
- Ik ben naar Australië gereisd.
Ze reisde over heel de wereld.
Ze heeft in het buitenland gereisd.
Vele hebben kilometers gereisd.
Ze reisde over heel de wereld.
Hij reisde door heel Europa.
Hij reisde onder een andere naam.
Tom en ik reisden samen.
In 2017 ging ik naar Mississippi,
Hij heeft de hele wereld afgereisd.
Ze reisde over heel de wereld.
Ik reisde op eigen kosten.
Ik reisde door heel Nederland.
Hij reisde de hele wereld over.
Ze reisde in het buitenland.
Ik ben afgelopen zomer naar Italië gereisd.
Heb je al eens met het vliegtuig gereisd?
Omdat ik persoonlijk het traject doormaakte
Ik reisde naar een school in Kenia.
We reisden door het land met de auto.
Heb je al eens met het vliegtuig gereisd?
Tom en Mary hebben veel gereisd.
Tom reisde naar Boston om Mary te zien.
We zijn met de bus van Aken naar Luik gegaan.
- Heeft u al eens met een vliegtuig gereisd?
- Heb je al eens met het vliegtuig gereisd?
Hebt u al in een vliegtuig gevlogen?
- We zijn met de bus van Aken naar Luik gereden.
- We zijn met de bus van Aken naar Luik gegaan.