Examples of using "Sir" in a sentence and their dutch translations:
Ja, meneer!
Ja, sir.
Dank u, meneer.
Goedenavond meneer!
Goedendag, meneer!
Bent u Chinees, mijnheer?
Klopt dat, meneer?
Hier is uw bon, meneer.
Nee, meneer, ik ben Duits.
- U mag nu gaan, meneer.
- U kunt nu gaan, meneer.
Wat is uw naam, meneer?
Tot uw dienst, mijnheer.
Gaat u alstublieft zitten, meneer.
Is dit uw hond, meneer?
Wordt u al geholpen?
Heel goed, meneer, en u?
Goedemorgen, meneer.
- Dank u.
- Ik dank u.
Meneer, vult u alstublieft dit formulier in.
Is dit alles wat u heeft, meneer?
Hoe oud bent u nu, meneer?
Mijnheer, mag ik uw rijbewijs zien?
Het spijt me, mijnheer. We sluiten vroeg vandaag.
Meneer, ik heb een verzoek.
Wat zou u willen drinken, meneer?
Het was aangenaam kennis met u te maken.
Pardon, meneer. Heeft u vanavond gedronken?
U verzocht om een gesprek met mij, mijnheer. Ik luister.
Meneer, u heeft uw aansteker op tafel laten liggen!
Sir Francis Drake blijft tot op vandaag één van Engeland's grootste zeehelden.
Hallo! Wat is het doel van uw bezoek, meneer?
U mag gaan.
Meneer, we moeten uw breuk stabiliseren voor we u op de brancard leggen.
Eh, meneer... Wat op het bord staat, is geen exponentiële functie, maar een goniometrische...
„Juffrouw, wat doet die vlieg in mijn soep?” – „Het lijkt wel op rugslag, mijnheer!”
In 1953 waren Sir Edmund Hillary en Tenzing Norgay Sherpa de eersten die de top van Mount Everest bereikten.