Examples of using "Sandwich" in a sentence and their dutch translations:
Ik had graag een boterham met salami.
Ik at een broodje kalkoen.
Zij eten een boterham.
- Wilt u nog een sandwich?
- Wil je nog een sandwich?
We stopten om een broodje te eten.
Tom at een broodje tonijn.
Ik heb mijn broodje nog niet op.
- Tom maakte een boterham voor Maria.
- Tom heeft een boterham voor Maria gemaakt.
Ik had graag een boterham met salami.
Wat voor soort broodje wil je?
- Kun je mijn sandwich door het midden snijden?
- Kun je mijn sandwich door midden snijden?
- Kun je mijn boterham door midden snijden?
Zou je een sandwich voor me willen maken?
Hoeveel calorieën zitten er in die sandwich?
Ah, iemand maakte een sandwich voor mij. Mooi zo.
Tom pakte een broodje uit de picknickmand.
Ik kan je de helft van mijn brood geven.
Wil je een broodje voor me kopen?
Wat ik nou wil eten is een sandwich.
Wil je een broodje voor me kopen?
Tom at een broodje kalkoen en dronk een glas sinaasappelsap.
"Heb je honger?" "Als je wilt, kan ik een boterham voor je maken."
Omdat ik vandaag geen tijd had om inkopen te doen, moest ik genoegen nemen met een broodje als avondeten.