Examples of using "Tuna" in a sentence and their dutch translations:
Tom houdt van tonijn.
De tonijnvangst neemt af.
- Heeft u tonijn?
- Hebben jullie tonijn?
Tonijn kan heel snel zwemmen.
Ik heb een tonijnsalade gegeten.
Tom at een broodje tonijn.
Japanners eten graag tonijn.
Tom opende een blik tonijn.
Tom maakte broodjes met tonijn voor Maria en John.
Kip, tonijn en sojabonen zijn goede bronnen van eiwitten.
Russische salade wordt gemaakt met aardappelen, olijven, tonijn en andere groenten.
In een kartonnen doos heeft ze fruit, rozijnen, noten, haver, kefir en ingeblikte vis, namelijk sardientjes, tonijn en makreel.