Translation of "Park" in Dutch

- Where can I park?
- Where should I park?

Waar kan ik parkeren?

- You can park here.
- You may park here.

Je kan hier parkeren.

Please park your car in the car park.

Parkeer uw auto op de parkeerplaats alstublieft.

Where's the park?

Waar is het park?

- I go to the park.
- I'll go to the park.

Ik ga naar het park.

- I go to the park.
- I'm going to the park.

Ik ga naar het park.

Gombe National Park, Tanzania

Gombe National Park, Tanzania

Go to the park.

Ga naar het park.

Where can I park?

Waar kan ik parkeren?

Where did you park?

Waar heb je geparkeerd?

You mustn't park here.

U mag hier niet parkeren.

You may park here.

U kunt hier parkeren.

You can park here.

U kunt hier parkeren.

- There isn't anywhere else to park.
- There's nowhere else to park.

Er is geen andere plek om te parkeren.

- I'll go to the park.
- I will go to the park.

Ik ga naar het park.

- You are not allowed to park there.
- You're not allowed to park there.
- You aren't allowed to park there.

Je mag daar niet parkeren.

- There is a park near my house.
- There's a park near my house.
- Near my house, there's a park.

- Er is een park in de buurt van mijn huis.
- Er is een park vlakbij mijn huis.

- You cannot park your car here.
- You can't park your car here.

Je kan je auto hier niet parkeren.

- You can't park around here.
- You're not allowed to park around here.

Je kunt hier niet parkeren.

Finally, an unlit urban park.

Eindelijk, een onverlicht stadspark.

Didn't you visit the park?

Heb je het park niet bezocht?

We ran in the park.

We liepen in het park.

I go to the park.

- Ik ga het park binnen.
- Ik ga het park in.

We ran into the park.

We liepen het park in.

We're walking in the park.

- We lopen in het park.
- We wandelen in het park.

I'm going to the park.

Ik ga naar het park.

She goes to the park.

Ze gaat naar het park.

Where do you usually park?

Waar parkeren jullie doorgaans?

I went to the park.

Ik ging naar het park.

We went to the park.

- We gingen naar het park.
- We zijn naar het park gegaan.

- Sami and Layla were passing the park.
- Sami and Layla passed the park.

Sami en Layla kwamen langs het park.

- I went to a park this morning.
- I went to the park this morning.

Ik ben deze morgen naar het park geweest.

- My house is close to the park.
- My house is very near the park.

Mijn huis is dicht bij het park.

- You can't park on the pavement.
- You're not allowed to park on the pavement.

Je mag niet op de stoep parkeren.

I met Ken at the park.

Ik heb Ken ontmoet aan het park.

He likes walking in the park.

- Hij wandelt graag in het park.
- Hij houdt van wandelen in het park.

We were playing in the park.

We waren in het park aan het spelen.

Where can we park the car?

Waar kunnen we de auto parkeren?

Where did you park the car?

Waar heb je de auto geparkeerd?

You cannot park your car here.

Je kan je auto hier niet parkeren.

I went to the park yesterday.

Ik ben gisteren in het park geweest.

You can't park on the pavement.

Je mag niet op de stoep parkeren.

Let's all go to Luna Park.

Laten we allemaal naar Luna Park gaan.

The park benches were all occupied.

De banken in het park waren alle bezet.

Where did I park my car?

Waar heb ik mijn auto geparkeerd?

There's a park behind the cinema.

- Achter de cinema is er een park.
- Achter de bioscoop is een park.

I will go to the park.

Ik ga naar het park.

The kids play in the park.

De kinderen spelen in het park.

Where can I park the car?

Waar kan ik de auto parkeren?

Sami left Layla at the park.

Sami verliet Layla in het park.

There isn't anywhere else to park.

Er is geen andere plek om te parkeren.

I saw you at the park.

Ik heb jullie in het park gezien.

Tom fell asleep in the park.

- Tom viel in slaap in het park.
- Tom is in slaap gevallen in het park.

Tom's office is on Park Street.

Toms kantoor is in de Parkstraat.

- Don't go walking in the park at night!
- Don't walk in the park at night!

Loop niet in het park in de nacht!

- There are a lot of children in the park.
- There are many children in the park.

Er zijn veel kinderen in het park.

Tom walked his dog in the park.

Tom liet zijn hond uit in het park.

Children play in this park every day.

De kinderen spelen iedere dag in het park.

Are there many trees in the park?

Zijn er veel bomen in het park?