Examples of using "Should" in a sentence and their dutch translations:
Dat zou moeten volstaan.
Dat zou moeten volstaan.
- Je zou hen moeten raadplegen.
- Je zou haar moeten raadplegen.
- Je zou moeten slapen.
- Je zou beter slapen.
Dat zou je moeten weten.
Mannen moeten werken.
Jullie zouden om verontschuldiging moeten vragen.
- Je zou ontslag moeten nemen.
- U zou ontslag moeten nemen.
- Jullie zouden ontslag moeten nemen.
Ik moet gaan.
Je kunt maar beter een tijdje gaan slapen.
- Je zou moeten sporten.
- U zou moeten sporten.
- Jullie zouden moeten sporten.
Je zou moeten eten.
We zouden moeten studeren.
Je kan maar beter gaan.
Hij zou moeten werken.
- Hij zou moeten komen.
- Zij zou moeten komen.
Jullie zouden moeten beginnen.
Moet ik gaan?
- Ik zou ontslag moeten nemen.
- Ik zou beter aftreden.
Ik zou beter vertrekken.
Eten?
Iemand hoort het te weten.
Tom weet het zeker.
We zouden moeten stoppen.
We zouden moeten helpen.
- We moeten vertrekken.
- We moeten gaan.
Men moet niet dwingen te leren. Leren moet men aanmoedigen.
Wat moet ik doen?
Je zou een boek moeten schrijven!
Je kan het beter aan iemand anders vragen.
Zou jij ook moeten doen.
Je zou jezelf moeten kennen.
De kinderen zouden buiten moeten spelen.
Wat zou ik eten?
Wat moet ik meenemen?
- Ge zoudt minder moeten roken.
- Jij zou minder moeten roken.
- U zou minder moeten roken.
- Jullie zouden minder moeten roken.
Tom moet ervandoor.
Je moet meer werken.
Je moet stoppen met drinken.
Je moet mij bedanken.
Hij moet mij bedanken.
Je kan waarschijnlijk maar beter gaan.
Jullie zouden dankbaar moeten zijn.
Je moet blij zijn.
Iedereen zou dat moeten weten.
Zou ik het hem moeten vertellen?
- Hij zou u moeten danken.
- Hij zou je moeten bedanken.
Je zou het misschien moeten vragen.
- Misschien zou je weg moeten gaan.
- Misschien moet je weggaan.
We moeten naar het zuiden gaan.
Je moet hem ontmoeten.
Wat moet ik doen?
Waarom zou ik stoppen?
We zouden allebei moeten gaan.
- Je zou daar moeten zijn.
- U zou daar moeten zijn.
- Jullie zouden daar moeten zijn.
- Je kan maar beter naar huis gaan.
- Je kunt beter naar huis gaan.
Waarom zou hij weg moeten gaan?
- Misschien moeten we praten.
- Misschien zouden we moeten praten.
- Hoe moet ik dat weten?
- Weet ik veel!
Je zou haar moeten raadplegen.
We zouden moeten gaan zitten.
Waar moet ik beginnen?
- Je zou voorzichtig moeten zijn.
- Jullie zouden voorzichtig moeten zijn.
- U zou voorzichtig moeten zijn.
We zouden moeten gaan skiƫn.
Je moet er eens over nadenken.
Tom zou moeten beginnen.