Translation of "January" in Dutch

0.163 sec.

Examples of using "January" in a sentence and their dutch translations:

- Today is January 2nd.
- Today is the second of January.

- Vandaag is het twee januari.
- Vandaag is het de tweede januari.

Today is January 2nd.

- Vandaag is het twee januari.
- Vandaag is het de tweede januari.

We have snow in January.

Bij ons sneeuwt het in januari.

Sam went skiing in January.

Sam is in januari gaan skiƫn.

- We have snow in January.
- Where I live, we have snow in January.

Bij ons sneeuwt het in januari.

Today is the second of January.

- Vandaag is het twee januari.
- Vandaag is het de tweede januari.

We've been living here since January.

We wonen hier sinds januari.

I was with him in January.

In januari was ik bij hem.

Galileo died on January 8, 1642.

Galileo stierf op 8 januari 1642.

Last January, my student who attempted suicide

In januari bracht mijn leerling die een zelfmoordpoging had gedaan,

Fadil became a Muslim in January 1998.

Fadil werd een moslim in januari 1998.

The first month of the year is January.

De eerste maand van het jaar is januari.

January is the first month of the year.

Januari is de eerste maand van het jaar.

He'll return on the twenty-fifth of January.

Op 25 januari zal hij terugkomen.

Where will you be on January 1st, 2016?

Waar zal jij zijn op 1 januari 2016?

Where I live, we have snow in January.

Bij ons sneeuwt het in januari.

From the 5th to the 15th of January, please.

Van 5 tot 15 januari alstublieft.

I've got to take my library books back before January 25th.

Ik moet mijn boeken van de bibliotheek terugbrengen voor 25 januari.

People born in January, February, and March, please gather over here.

Mensen die tussen januari en maart geboren zijn, graag hier verzamelen.

On January 27th, 1945, Auschwitz was liberated by the Red Army.

Op 27 januari 1945 werd Auschwitz door het Rode Leger bevrijd.

January, February, March, April, May, June, July, August, September, October, November, December.

Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november, december.

The months of the year are: January, February, March, April, May, June, July, August, September, October, November, December.

De maanden van het jaar zijn: januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november, december.

The months of the year are: January, February, March, April, May, June, July, August, September, October, November and December.

De maanden van het jaar zijn: januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december.

January, February, March, April, May, June, July, August, September, October, November and December are the twelve months of the year.

Januari, februari, maart, april, mei, juni, juli, augustus, september, oktober, november en december zijn de twaalf maanden van het jaar.