Examples of using "Camels" in a sentence and their dutch translations:
Ik vind kamelen leuk.
Ik hou van kamelen.
Kamelen hebben drie oogleden.
Sami heeft veel kamelen.
Waarom haten kamelen paarden?
Layla wist alles van kamelen.
Layla was bang voor kamelen.
Sami verkoopt kamelen in Caïro.
Sami's kamelen zijn behoorlijk ervaren.
Sami rijdt op kamelen, ezels en paarden.
Tom en Maria reden op kamelen.
Kamelen zijn de schepen van de woestijnen.
Alpaca's, lama's, vicuña's en kamelen zijn kameelachtigen.
Alpaca's, lama's, vicuña's en kamelen zijn allemaal verwant.
Tom en Maria reden op kamelen door de woestijn.
Het is niet moeilijk om kamelen te onderscheiden van dromedarissen, want terwijl de dromedaris maar één bult heeft, heeft de kameel er twee.