Translation of "Zwemmen" in Spanish

- Ze zwemmen.
- Zij zwemmen.

Ellas nadaban.

- Zwemmen verboden!
- Verboden te zwemmen.

Prohibido nadar.

- Je mag zwemmen.
- U mag zwemmen.
- Jullie mogen zwemmen.

Puedes nadar.

- Je kunt niet zwemmen.
- Jij kan niet zwemmen.
- U kunt niet zwemmen.
- Jullie kunnen niet zwemmen.

No podéis nadar.

- Hij kan niet zwemmen.
- Ze kan niet zwemmen.

No sabe nadar.

- Hij kan snel zwemmen.
- Ze kan snel zwemmen.

Él puede nadar rápido.

Zwemmen is gezond.

- Nadar es saludable.
- La natación es saludable.

Honden kunnen zwemmen.

Los perros pueden nadar.

Kun je zwemmen?

- ¿Sabes nadar?
- ¿Puedes nadar?

Mary kan zwemmen.

Mary sabe nadar.

Hij kan zwemmen.

Él sabe nadar.

Ik kan zwemmen.

Sé nadar.

Tom kan zwemmen.

Tom puede nadar.

Verboden te zwemmen!

Prohibido nadar.

Je kunt zwemmen.

Sabes nadar.

We kunnen zwemmen.

Sabemos nadar.

Zij kunnen zwemmen.

Ellos saben nadar.

Zwemmen is gemakkelijk.

Nadar es fácil.

Hij leert zwemmen.

Está aprendiendo a nadar.

Laat ons zwemmen.

Nademos.

Kunnen konijnen zwemmen?

¿Los conejos pueden nadar?

Probeer te zwemmen!

- Venga, intenta nadar.
- ¡A ver si puedes nadar!

Ze leert zwemmen.

Ella está aprendiendo a nadar.

- Zwemmen is gezond.
- Zwemmen is goed voor je gezondheid.

Nadar es bueno para tu salud.

- Zoudt ge ooit naakt zwemmen?
- Zou je ooit naakt zwemmen?

¿Alguna vez nadarías desnudo?

Een vis kan zwemmen.

Un pez puede nadar.

Tom houdt van zwemmen.

A Tom le gusta nadar.

Tom kan goed zwemmen.

- Tom es bueno para nadar.
- A Tom se le da bien nadar.

Ik kan niet zwemmen.

No sé nadar.

Ik hou van zwemmen.

Me gusta nadar.

Ik zag haar zwemmen.

La vi nadar.

Ik wil leren zwemmen.

Quiero aprender a nadar.

Ze probeerde te zwemmen.

Ella trató de nadar.

Zwemmen ontwikkelt onze spieren.

Nadar desarrolla nuestros músculos.

Tom kan niet zwemmen.

Tom no sabe nadar.

Hij wil leren zwemmen.

Él quiere aprender a nadar.

Hij houdt van zwemmen.

- A él le gusta nadar.
- Le gusta nadar.

Zullen we gaan zwemmen?

¿Iremos a nadar?

Hij kan niet zwemmen.

No sabe nadar.

Ik wil gaan zwemmen.

Quiero ir a nadar.

Kom met me zwemmen.

Ven a nadar conmigo.

Jullie kunnen niet zwemmen.

No podéis nadar.

Laten we gaan zwemmen.

Vayamos a nadar.

Hij kan snel zwemmen.

Él puede nadar rápido.

Tom kon niet zwemmen.

Tom no fue capaz de nadar.

Ik wil niet zwemmen.

No quiero nadar.

Laten we daar zwemmen.

Nademos ahí.

Ik kan snel zwemmen.

Yo puedo nadar rápido.

Zij kan niet zwemmen.

- Ella no sabe nadar.
- No sabe nadar.

De vis wil zwemmen.

El pez quiere nadar.

Ze kan niet zwemmen.

- Ella no sabe nadar.
- No sabe nadar.