Translation of "Mag" in Spanish

0.087 sec.

Examples of using "Mag" in a sentence and their spanish translations:

- Mag ik even langs?
- Mag ik?

- ¿Me permite?
- ¿Me permites?
- ¿Puedo?

- Je mag gaan.
- U mag gaan.

- Puedes irte.
- Se puede ir.
- Podéis iros.
- Pueden irse.
- Podéis marcharos.
- Pueden marcharse.
- Podéis ir.
- Podés irte.

Mag ik?

- ¿Me permite?
- ¿Puedo?

Mag dat?

- ¿Vale eso?
- ¿Está bien eso?

- Natuurlijk mag dat.
- Natuurlijk mag je dat.

Claro que puedes.

- Je mag me jijen.
- Je mag me tutoyeren.
- Je mag jij zeggen.

Puedes tutearme.

- Je mag nu binnenkomen.
- Nu mag je binnenkomen.

Puedes entrar ahora.

- Mag ik het zien?
- Mag ik hem zien?

¿Puedo verlo?

- Je mag me jijen.
- Je mag me tutoyeren.

Puedes tutearme.

- Mag ik je telefoonnummer?
- Mag ik je nummer?

- ¿Me das tu número de teléfono?
- ¿Puedo tener tu número de teléfono?

Jij mag beslissen.

Bien, ustedes deciden.

Mag ik gaan?

¿Me permiten?

Hij mag komen.

Él puede venir.

Mag dat wel?

¿Puedes hacer eso?

Mag ik binnenkomen?

¿Puedo entrar?

Je mag gaan.

Puedes irte.

U mag gaan.

Puedes ir allí.

Je mag blijven.

Te puedes quedar.

Mag ik meedoen?

¿Puedo participar?

Dat mag niet.

Eso no está permitido.

Iedereen mag bijdragen.

- Todo el mundo puede contribuir.
- Todos pueden contribuir.

Mag ik roken?

¿Puedo fumar?

Mag ik pinnen?

¿Se puede pagar con tarjeta?

Mag ik blijven?

¿Me puedo quedar?

- Je mag zwemmen.
- U mag zwemmen.
- Jullie mogen zwemmen.

Puedes nadar.

- Je mag gaan.
- Jullie mogen gaan.
- U mag gaan.

- Puedes irte.
- Puedes ir.
- Te puedes ir.
- Puedes marcharte.

- Mag ik een hapje?
- Mag ik een hapje nemen?

¿Puedo dar una mordida?

- Mag ik uw pen gebruiken?
- Mag ik jouw pen gebruiken?
- Mag ik jullie pen gebruiken?

¿Puedo usar tu bolígrafo?

- Mag ik uw auto lenen?
- Mag ik je auto lenen?
- Mag ik jullie auto lenen?

¿Me puedes prestar tu auto?

- Mag ik u een vraag stellen?
- Mag ik jullie iets vragen?
- Mag ik u iets vragen?

- ¿Puedo hacerle una pregunta?
- ¿Te puedo preguntar algo?
- ¿Puedo preguntarte algo?

- Mag ik jouw woordenboek lenen?
- Mag ik uw woordenboek lenen?

- ¿Me puedes prestar el diccionario?
- ¿Puedo tomar prestado tu diccionario?

- Mag ik een foto maken?
- Mag ik een foto nemen?

- ¿Puedo tomar una foto?
- ¿Puedo sacar una foto?
- ¿Puedo hacer una foto?

- Excuseer, mag ik door?
- Sorry, mag ik er even langs?

Permiso. ¿Puedo pasar?

- Mag ik die sinaasappel eten?
- Mag ik die appelsien opeten?

¿Puedo comerme esta naranja?

- Blijkbaar mag Mary mij niet.
- Maria mag me blijkbaar niet.

- Parece que no le gusto a Mary.
- Parece que a Mary no le gusto.

- Mag ik de tafel klaarzetten?
- Mag ik de tafel dekken?

¿Puedo poner la mesa?

- Mag ik uw bloeddruk controleren?
- Mag ik je bloeddruk controleren?

¿Puedo medirle la tensión?

- Mag ik je temperatuur controleren?
- Mag ik uw temperatuur controleren?

¿Puedo medirle la temperatura?

- Mag ik uw bloedsuiker meten?
- Mag ik je bloedsuiker meten?

¿Puedo medir su azúcar en sangre?

Mag ik je betalen?

¿Cuánto tengo que pagarte?

Mag ik iets zeggen?

- ¿Puedo decir algo?
- ¿Podría decir algo?

Mag ik je storen?

¿Me permite que le interrumpa?

Mag ik mij voorstellen?

¿Me permite presentarme?

Mag ik naar bed?

¿Puedo irme a la cama?

Mag ik alcohol drinken?

¿Puedo beber alcohol?

Mag ik nu gaan?

¿Puedo irme ya?

Mag hier gerookt worden?

¿Se puede fumar aquí?

Je mag nu binnenkomen.

Puedes entrar ahora.

Mag ik Bill spreken?

¿Puedo hablar con Bill?

Mag ik vragen waarom?

¿Puedo preguntar por qué?

Mag ik ze aanraken?

¿Puedo tocarlos?

Mag ik even uitrusten?

¿Puedo descansar un poco?

Mag ik het proberen?

¿Puedo probarlo?

Mag ik rijden, alstublieft?

¿Puedo manejar, por favor?

Mag ik naar buiten?

- ¿Puedo ir afuera?
- ¿Puedo salir?

Mag ik je knuffelen?

¿Está bien si te abrazo?

Mag ik dit aanraken?

- ¿Puedo palpar esto?
- ¿No pasa nada si lo toco?

Excuseer, mag ik door?

Permiso. ¿Puedo pasar?

Mag ik je helpen?

- ¿Puedo ayudarte?
- ¿Te puedo ayudar?

Iedereen mag haar graag.

- A todos les gusta ella.
- Le gusta a todo el mundo.

U mag me niet.

- No me quiere.
- No le gusto.

Mag ik wat thee?

¿Me podría dar algo de té?

Mag ik je telefoonnummer?

¿Me dejas tu número de teléfono?

Ik mag niet roken.

No puedo fumar.

Mag ik hier zitten?

¿Puedo sentarme aquí?

Mag ik u onderbreken?

¿Puedo interrumpir?

Mag ik Tom meenemen?

- ¿Puedo llevar a Tom?
- ¿Puede Tom venir conmigo?
- ¿Puede acompañarme Tom?

Mag ik dit gebruiken?

¿Puedo usar esto?

Mag ik weer komen?

- ¿Puedo volver otra vez?
- ¿Podría volver?