Translation of "Zonen" in Spanish

0.005 sec.

Examples of using "Zonen" in a sentence and their spanish translations:

John heeft twee zonen.

John tiene dos hijos.

Hij heeft zeven zonen.

Tiene siete hijos.

Hij heeft drie zonen.

Tiene tres hijos.

Wij zijn zijn zonen.

- Somos sus hijos.
- Nosotros somos sus hijos.

Zij heeft zeven zonen.

- Ella tiene siete hijos.
- Tiene siete hijos.

Mijnheer Wood had geen zonen.

El señor Wood no tuvo hijos.

- Hij heeft twee zonen, denk ik.
- Ik geloof dat hij twee zonen heeft.

Creo que tiene dos hijos.

Hij is vader van twee zonen.

Él es el padre de dos hijos.

Hij heeft twee zonen, denk ik.

Creo que tiene dos hijos.

Hij verloor twee zonen in de oorlog.

Perdió a dos hijos en la guerra.

Hij had drie zonen die dokter werden.

Él tuvo tres hijos que se hicieron doctores.

We hebben twee dochters en twee zonen.

Tenemos dos hijas y dos hijos.

Ik heb twee dochters en twee zonen.

Tengo dos hijas y dos hijos.

Een van mijn zonen zei tegen mij...

Uno de mis hijos me dijo...

Ik ben gehuwd en heb twee zonen.

- Estoy casado y tengo dos hijos.
- Estoy casada y tengo dos hijos.

Hij had drie zonen die advocaat werden.

Él tuvo tres hijos que se convirtieron en abogados.

Mr. Smith had drie zonen die ingenieur werden.

El Sr. Smith tenía tres hijos que se convirtieron en ingenieros.

- Ik heb twee zonen.
- Ik heb twee zoons.

Tengo dos hijos.

Hij zei: 'mijn zonen, als ze dit horen, zullen ze me wreken.'

Decía: 'hijos míos, cuando se enteren de esto, me vengarán'.

Wie bezoeken er in het algemeen vaker hun ouders: zonen of dochters?

¿Generalmente quién visita más a sus padres, los hijos o las hijas?

Hij dacht dat Ragnar zei: 'Als mijn zonen hiervan wisten, zouden ze me komen redden.'

Pensó que Ragnar estaba diciendo: 'Si mis hijos supieran de esto, vendrían a rescatarme'.

Moeders hadden de gewoonte aan hun zonen te zeggen dat ze blind zouden worden als ze masturbeerden.

Las madres solían decirles a sus hijos que si se masturbaban se quedarían ciegos.

Op 15 december 1859 werd Lodewijk Lazarus geboren, de eerste zoon. Nog vier zonen en drie dochters volgden later.

El 15 de diciembre de 1859 nació Ludovico Lázaro, el primer hijo. Otros cuatro y tres hijas vinieron después.

- Mijn zus heeft twee zoons, dus ik heb twee neven.
- Mijn zuster heeft twee zonen, dus ik heb twee neven.

Mi hermana tiene dos hijos, así que yo tengo dos sobrinos.