Translation of "Hotel" in Spanish

0.008 sec.

Examples of using "Hotel" in a sentence and their spanish translations:

Dat is een hotel.

Eso es un hotel.

Waar is het hotel?

¿Dónde está el hotel?

- We overnachtten in een goedkoop hotel.
- We hebben in een goedkoop hotel overnacht.
- We verbleven in een goedkoop hotel.

Pasamos la noche en un hotel barato.

- Vroeger was hier ergens een hotel.
- Hier ongeveer stond vroeger een hotel.

- Antiguamente había un hotel en algún sitio por aquí.
- Por aquí había un hotel.

- Kunt u mij een hotel aanbevelen?
- Kan u mij een hotel aanraden?

¿Me puede recomendar un hotel?

- Dit hotel is vorig jaar gebouwd.
- Dit hotel werd vorig jaar gebouwd.

Este hotel fue construido el año pasado.

- Dat hotel ligt op een heuvel.
- Het hotel ligt op een heuvel.

- Ese hotel está sobre una colina.
- Ese hotel queda sobre una colina.

Het hotel was in zicht.

El hotel estaba a la vista.

Het hotel is daar beneden.

- El hotel está ahí.
- El hotel está allí abajo.

Uiteindelijk bereikte hij het hotel.

Él finalmente llegó al hotel.

Hij bleef in het hotel.

Se quedó en el hotel.

Zitten we in hetzelfde hotel?

¿Estamos en el mismo hotel?

Mijn oom runt een hotel.

Mi tío maneja un hotel.

Ze eten in het hotel.

- Ellos comen en el hotel.
- Comen en el hotel.

Ik ben in het hotel.

Estoy en el hotel.

Het hotel zit vol buitenlanders.

El hotel está lleno de extranjeros.

Dit hotel heeft gratis wifi.

El hotel tiene Wi-Fi libre.

Ik woon in dit hotel.

Vivo en este hotel.

Ik kom naar het hotel.

Voy camino al hotel.

- We overnachtten in een goedkoop hotel.
- We hebben in een goedkoop hotel overnacht.

- Pasamos la noche en un hotel barato.
- Pasamos la noche en un hotel económico.

- Ik wil overnachten in het Hilton Hotel.
- Ik wil overnachten bij het Hilton Hotel.

Quiero alojarme en el hotel Hilton.

- Is er een kapper in het hotel?
- Is er een kapsalon in het hotel?

¿Hay un peluquero en el hotel?

Neem een taxi naar het hotel.

Toma un taxi al hotel.

Het hotel staat op een berg.

El hotel está en una colina.

Hoe kan ik het hotel bereiken?

¿Cómo puedo llegar al hotel?

Ze is nu in het hotel.

Ahora está en el hotel.

Dit hotel is vorig jaar gebouwd.

Este hotel fue construido el año pasado.

Vroeger was hier ergens een hotel.

Antiguamente había un hotel en algún sitio por aquí.

Dat hotel ligt op een heuvel.

- Ese hotel está sobre una colina.
- Ese hotel queda sobre una colina.

Waarom bevalt dit hotel Tom niet?

¿Por qué a Tom no le gusta este hotel?

We overnachtten in een goedkoop hotel.

Pasamos la noche en un hotel barato.

Kunt u mij een hotel aanbevelen?

¿Me puede recomendar un hotel?

Dit is een hotel, geen bordeel.

Esto es un hotel, no un burdel.

Tom kwam aan in het hotel.

Tom llegó al hotel.

Het hotel heeft een gastvrije sfeer.

El hotel tiene una atmósfera agradable.

Tom kon achter het hotel parkeren.

Tomás pudo estacionar detrás del hotel.

Het hotel is vol van buitenlanders.

El hotel está lleno de extranjeros.

Mag ik een ander hotel aanbevelen?

¿Me permite recomendar otro hotel?

Ligt het hotel dicht bij het vliegveld?

¿El hotel está cerca del aeropuerto?

Het is niet ver van het hotel.

- No está lejos del hotel.
- No está muy lejos del hotel.

Tom heeft een reservering bij dit hotel.

Tom tiene una reserva en este hotel.

Hij en ik verbleven in het hotel.

Él y yo nos quedamos en el hotel.

We hebben in een goedkoop hotel overnacht.

Pasamos la noche en un hotel barato.

Dit hotel is beter dan dat andere.

- Este hotel es mejor que aquel.
- Este hotel es mejor que aquél.
- Este hotel es mejor que ese otro.

Breng me alstublieft naar het Grand Hotel.

Por favor, lléveme al Grand Hotel.

Ik wil naar een hotel toe gaan.

Quiero ir a un hotel.

De service in het hotel is top.

El servicio en el hotel es de primera categoría.

Wat is het faxnummer van dit hotel?

- ¿Qué número tiene el fax de este hotel?
- ¿Cuál es el número de fax de ese hotel?

Er zijn veel buitenlanders in het hotel.

El hotel está lleno de extranjeros.

- Ik ben een half uurtje niet in het hotel.
- Ik ben een half uur van het hotel verwijderd.

Estoy a media hora del hotel.

Heb je een kamer in het hotel gereserveerd?

¿Reservaste una habitación en el hotel?

Ik heb liever een hotel bij de luchthaven.

Prefiero un hotel por el aeropuerto.

We verbleven in een hotel bij het meer.

Nos alojamos en un hotel junto al lago.

Het was donker toen ik het hotel bereikte.

Estaba oscuro cuando llegué al hotel.

Hier wordt volgend jaar een nieuw hotel gebouwd.

Van a construir un nuevo hotel aquí el próximo año.

Zij hebben een kamer in het Hotel Imperial.

Ellos tienen una habitación en el Hotel Imperial.

Hij heeft enkele dagen in een hotel gelogeerd.

Él se quedó en el hotel por un par de días.