Translation of "Geven" in Spanish

0.016 sec.

Examples of using "Geven" in a sentence and their spanish translations:

- Bananen geven veel energie.
- Bananen geven energie.

Los plátanos dan energía.

We geven gewoon.

[tambores sonando] Es dando.

Zij geven niets.

No dan nada.

We geven erom.

Nos preocupamos.

Koeien geven melk.

Las vacas dan leche.

Bananen geven energie.

Los plátanos dan energía.

- Wat kan je mij geven?
- Wat kunt u mij geven?

- ¿Qué me puedes dar?
- ¿Qué me podéis dar?
- ¿Qué puedes darme?

- Ik zal het u geven.
- Ik zal het je geven.

Te lo daré.

Koeien geven ons melk.

- Las vacas nos dan leche.
- Las vacas nos dan la leche.

We geven ons over.

Nos rendimos.

Sommige winkels geven korting.

Algunas tiendas dan un descuento.

Fooi geven bij Starbuck's.

Propina en Starbucks.

- Kan je me wat geld geven?
- Kan jij mij wat geld geven?
- Kan je mij wat geld geven?

- ¿Puedes darme algo de dinero?
- ¿Me puede dar dinero?

- Ik zal je het boek geven.
- Ik zal u het boek geven.
- Ik zal jullie het boek geven.

Te daré el libro.

- Ik zal je een geschenk geven.
- Ik zal je een cadeau geven.

Te daré un regalo.

- Kun je me je telefoonnummer geven?
- Kan je mij je telefoonnummer geven?

¿Puedes darme tu número de teléfono?

- De straatlampen geven niet genoeg licht.
- De lantaarnpalen geven niet genoeg licht.

Los faroles de la calle no alumbran lo suficiente.

- Ik zal u dit fototoestel geven.
- Ik zal je dit fototoestel geven.

Te daré esta cámara.

Moet jij bijvoorbeeld erom geven?

¿Debería importarles a Uds.?

We geven er niet om.

No nos importa.

Je moet me fosfor geven.'

"Me tiene que poner fósforo."

We kunnen motiverende feedback geven

Podemos proporcionar comentarios motivadores

Ik zal het je geven.

Te lo daré.

Hij weigerde commentaar te geven.

Se rehusó a dar comentarios.

Zij weigerde commentaar te geven.

Se rehusó a dar comentarios.

Waarom Tom de schuld geven?

¿Por qué echarle la culpa a Tom?

Ik kan ze niet geven.

No puedo dárselos.

Kunt u mij korting geven?

¿Me puede hacer un descuento?

Ik wil je iets geven.

Quiero darte algo.

Jullie moeten Tom tijd geven.

Tenéis que dar tiempo a Tom.

- Kunt ge mij het zout geven a.u.b.?
- Kan je mij het zout geven?

¿Me puedes pasar la sal, por favor?

- Ik zal je alles geven behalve dit.
- Ik zal u alles geven behalve dit.
- Ik zal jullie alles geven behalve dit.

Te daré cualquier cosa menos esto.

- Kunt ge mij uw gsm-nummer geven?
- Kun je mij je mobiele nummer geven?

- ¿Me das tu número celular?
- ¿Puede darme su número de móvil?
- ¿Puedes darme tu número de celular?

- Vergeet niet de planten water te geven.
- Vergeet niet de plantjes water te geven.

Que no se te olvide regar las plantas.

Goed werk. We geven nooit op.

Buen trabajo. La cosa es nunca rendirse.

Dus moeten we er om geven,

Nos tiene que importar a todos,

Was deze geiten eten te geven.

era alimentar a estas cabras.

Subsidies en mecenassen die geld geven,

becas y patrocinadores que otorgan dinero,

Ik zal jou dit boek geven.

- Te daré este libro.
- Te voy a dar este libro.

Hebt u iets aan te geven?

¿Tiene usted algo que declarar?

Ik zal u dit fototoestel geven.

Te daré esta cámara.

Weinig politici geven hun fouten toe.

Pocos políticos admiten sus errores.

Kan je me een voorbeeld geven?

¿Me puedes dar un ejemplo?

Ik zal je een laptop geven.

Te regalaré un portátil.

Niemand kon het juiste antwoord geven.

Nadie pudo dar la respuesta correcta.

Kun je het aan mij geven?

¿Puedes dármelo?

Ik ben vandaag bloed wezen geven.

- Fui hoy a donar sangre.
- Hoy fui a donar sangre.

Ik zal je een cadeau geven.

Te daré un regalo.

Kun je me je telefoonnummer geven?

- ¿Podrías enseñarme el número de tu celular, por favor?
- ¿Me das tu número de teléfono, por favor?

We moeten de bloemen water geven.

Tenemos que regar las flores.

We moeten de bloem water geven.

Tenemos que regar la flor.

Wij geven geld aan de armen.

Damos dinero a los pobres.

Heeft u iets aan te geven?

¿Tienes algo que declarar?

Kun je dat aan mij geven?

- ¿Me puedes pasar eso?
- ¿Me pasas eso?

Mag ik je een kus geven?

¿Puedo besarte?

Probeer het goede voorbeeld te geven.

Trata de dar un buen ejemplo.

Ik zou er niet om geven.

No me importaría.

Geven is goddelijk, krijgen is menselijk.

Dar es divino, recibir es humano.

Ik heb niets aan te geven.

No tengo nada que declarar.

Kan jij mij wat geld geven?

¿Me puede dar dinero?

Laat ons u een raad geven.

Deja que te demos un consejo.