Translation of "Gelogen" in Spanish

0.016 sec.

Examples of using "Gelogen" in a sentence and their spanish translations:

Niemand heeft gelogen.

Nadie mintió.

Ze hebben gelogen.

Ellos mintieron.

- Hij kan niet hebben gelogen.
- Hij kan niet gelogen hebben.

Él no puede haber dicho una mentira.

Hij heeft misschien gelogen.

Puede que haya mentido.

Eigenlijk heeft ze gelogen.

A decir verdad ella mintió.

Hij heeft opzettelijk gelogen.

Mintió deliberadamente.

Dat is allemaal gelogen.

Todo eso es mentira.

- Waarom loog je?
- Waarom heb je gelogen?
- Waarom heeft u gelogen?

- ¿Por qué mentiste?
- ¿Por qué has mentido?

Nancy kon niet hebben gelogen.

Nancy no puede haber mentido.

Ze hebben tegen je gelogen.

Te mintieron.

Hij heeft tegen mij gelogen.

Él me mintió.

- Ik heb gelogen.
- Ik loog.

Mentí.

Mary heeft gelogen over haar leeftijd.

María mintió acerca de su edad.

Hij bekende dat hij gelogen had.

Él admitió que había mentido.

Tom weet dat Maria gelogen heeft.

Tom sabe que Mary mintió.

- Het was duidelijk dat ze gelogen hadden.
- Het lag voor de hand dat ze gelogen hadden.

- Era obvio que habían mentido.
- Era obvio que ellos habían mentido.

Waar heb je nog meer over gelogen?

¿En qué más has mentido?

Het was duidelijk dat ze gelogen hadden.

Era obvio que ellos habían mentido.

- Ik heb niet gelogen.
- Ik loog niet.

No mentí.

Het is duidelijk dat ge gelogen hebt.

Es obvio que mentiste.

Het is duidelijk dat hij gelogen heeft.

Es obvio que él mintió.

Ik heb gelogen tegen mijn wil in.

Mentí en contra de mi voluntad.

Het spijt me dat ik gelogen heb.

Lamento haber mentido.

- Waarom loog je?
- Waarom loog u?
- Waarom logen jullie?
- Waarom heb je gelogen?
- Waarom heeft u gelogen?

- ¿Por qué mentiste?
- ¿Por qué has mentido?

Denk je dat wat zij zei gelogen was?

¿Crees que lo que ella dijo es mentira?

Denk je dat Tom tegen ons gelogen heeft?

¿Crees que Tom nos ha mentido?

Zelfs Tom was verrast, dat Maria gelogen had.

Incluso a Tom le sorprendió que María mintiera.

Ik heb tegen mijn vriendin gelogen over mijn leeftijd.

Le mentí a mi novia sobre mi edad.

Ze kwamen tot de conclusie dat hij gelogen had.

Ellos concluyeron que él había mentido.

Richard zei dat zijn moeder ziek was, wat gelogen was.

Richard dijo que su madre estaba enferma, lo que es una mentira.

Ik zal je de waarheid vertellen: Ik heb tegen je gelogen.

Voy a decirte la verdad: te mentí.

Hij heeft tegen mij gelogen, daarom ben ik kwaad op hem.

Me mintió, por eso estoy enojada con él.

- Hij heeft tegen mij gelogen, daarom ben ik kwaad op hem.
- Hij heeft mij belogen. Daarom ben ik kwaad op hem.

Me mintió, por eso estoy enojada con él.