Translation of "Loog" in Spanish

Tom loog.

- Tom mintió.
- Tom mentía.

Ze loog.

Ella mintió.

Hij loog gemakkelijk.

Él mentía con facilidad.

Maar hij loog nooit.

Él nunca me mentía.

Hij loog tegen ons.

Él nos mintió.

Hij loog zonder aarzelen.

Él mintió sin vacilar.

Je loog tegen me!

¡Me mentiste!

Ik loog tegen je.

- Te mentí.
- Les mentí.

Je loog tegen me.

Me mentiste.

Hij loog tegen me.

Él me mintió.

Tom loog tegen Mary.

Tom le mintió a Mary.

Tom loog tegen je.

Tom te mintió.

- Je loog tegen me.
- U loog tegen me.
- Jullie logen tegen me.

- Me mentiste.
- Me has mentido.

Hij loog over zijn leeftijd.

Mintió sobre su edad.

Ik wist dat hij loog.

Sabía que él estaba mintiendo.

Ik weet dat Tom loog.

Sé que Tom mintió.

Tom loog tegen de anderen.

Tomás le mintió a los demás.

Zij wilde, dat ik loog.

Ella quería que mintiera.

- Ik heb gelogen.
- Ik loog.

Mentí.

- Ik heb niet gelogen.
- Ik loog niet.

No mentí.

- Waarom loog je?
- Waarom loog u?
- Waarom logen jullie?
- Waarom heb je gelogen?
- Waarom heeft u gelogen?

- ¿Por qué mentiste?
- ¿Por qué has mentido?

Het is mogelijk dat Tom tegen je loog.

Es posible que Tom te haya mentido.

- Waarom loog je?
- Waarom heb je gelogen?
- Waarom heeft u gelogen?

- ¿Por qué mentiste?
- ¿Por qué has mentido?