Translation of "Vloog" in Russian

0.014 sec.

Examples of using "Vloog" in a sentence and their russian translations:

- De tijd vloog snel.
- De tijd vloog voorbij.

Время пролетело очень быстро.

De vlinder vloog.

- Бабочка летела.
- Бабочка летала.

Hij vloog naar Parijs.

Он улетел в Париж.

De tijd vloog voorbij.

Время пролетело.

De tijd vloog snel.

- Время прошло очень быстро.
- Время быстро утекло.

Ik vloog naar Boston.

Я полетел в Бостон.

Hij vloog naar het zuiden.

Он летел на юг.

Toms auto vloog in brand.

Машина Тома загорелась.

- De tijd vloog snel.
- De tijd vloog voorbij.
- De tijd is snel voorbij gegaan.

Время прошло очень быстро.

Ons vliegtuig vloog boven de wolken.

Наш самолёт летел над облаками.

Het vliegtuig vloog naar het oosten.

Самолёт полетел на восток.

Het vliegtuig vloog over de berg.

Самолёт пролетел над горой.

De vlieg vloog tegen het raam.

Муха влетела в окно.

Een adelaar los door de aula vloog,

орёл свободно влетал в зал

Een vogel vloog hoog in de lucht.

Высоко в небе летела птица.

- De kraai vloog weg.
- De kraai is weggevlogen.

Ворона улетела.

Die met een cape haar superheld-toekomst tegemoet vloog.

который в плаще полетит в будущее супергероев.

- Tom is naar Australië gevlogen.
- Tom vloog naar Australië.

- Том полетел в Австралию.
- Том улетел в Австралию.

- De vogel pakte het twijgje op met zijn snavel en vloog naar zijn nest.
- De vogel pakte het twijgje op met haar snavel en vloog naar haar nest.

Птица подобрала прутик клювом и полетела к своему гнезду.

De zwarte engel spreidde zijn gitzwarte vleugels wijd uit en vloog naar de hemel.

Чёрный ангел раскрыл свои тёмные, как ночь, крылья и взмыл в небо.

- Je was aan het vliegen.
- Je vloog.
- Je was aan het stelen.
- Je stal.

- Ты летал.
- Ты воровал.
- Ты летел.
- Ты крал.

- Hij was aan het stelen.
- Hij was aan het vliegen.
- Hij vloog.
- Hij stal.

- Он летал.
- Он воровал.
- Он летел.

- Tom stal.
- Tom vloog.
- Tom was aan het vliegen.
- Tom was aan het stelen.

- Том летал.
- Том воровал.
- Том летел.

- Ze stal.
- Ze vloog.
- Ze was aan het vliegen.
- Ze was aan het stelen.

- Она летала.
- Она воровала.
- Она летела.

- Maria stal.
- Maria vloog.
- Maria was aan het vliegen.
- Maria was aan het stelen.

- Мэри летала.
- Мэри воровала.
- Мэри летела.

En zo vloog Tom al een aantal uur zonder stoppen door de nacht op zijn motor.

Вот уже несколько часов Том без остановки летел сквозь ночь на своём верном байке.

Die bal vloog ver genoeg om over de bomen te gaan en te landen vlak voor de green.

Мяч пролетел достаточно далеко, чтобы пролететь над деревьями и приземлиться прямо перед лужайкой.