Translation of "Leerkracht" in Russian

0.010 sec.

Examples of using "Leerkracht" in a sentence and their russian translations:

Je bent leerkracht.

Ты учитель.

Is hij een leerkracht?

Он учитель?

Onze leerkracht komt naar het bord.

Наша учительница подошла к доске

Zijn vrouw is mijn leerkracht Italiaans.

Его жена - мой учитель по итальянскому.

- Ben je leerkracht?
- Ben je leraar?

Ты учитель?

- Ben je lerares?
- Ben je leerkracht?

Ты учительница?

Ik weet dat je een leerkracht bent.

Я знаю, что ты учитель.

- Is hij een leerkracht?
- Is hij leraar?

Он учитель?

- Je bent een leraar.
- Je bent leerkracht.

Вы преподаватель.

De leerkracht heeft ons veel huiswerk gegeven.

Учитель задал нам много уроков.

- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.

Ты учительница.

Waarom vraag je je leerkracht niet om raad?

- Почему бы тебе не попросить совета у своего учителя?
- Почему бы вам не попросить совета у своего учителя?
- Почему бы вам не попросить совета у своего преподавателя?

De leerkracht liet de jongen naar huis gaan.

Учитель позволил мальчику уйти домой.

Alles bij elkaar genomen, is hij een goede leerkracht.

В общей сложности, он хороший учитель.

- Je bent een leraar.
- Je bent een lerares.
- Je bent leerkracht.

- Ты преподаватель.
- Ты учитель.
- Вы преподаватель.
- Вы учитель.
- Ты учительница.

Ik herkende de leerkracht onmiddellijk, want ik had hem al eerder ontmoet.

Я сразу узнал учителя, потому что встречал его раньше.

De man waar ik mee aan het praten was is mijn leerkracht Engels.

Человек, с которым я разговаривал, мой преподаватель английского.

- Ik weet dat je een leerkracht bent.
- Ik weet dat je leraar bent.

Я знаю, что ты учитель.

- Wat is de naam van je docent?
- Wat is de naam van je leerkracht?

- Как зовут вашего учителя?
- Как зовут твоего учителя?

- Geen enkele leerkracht kon het probleem oplossen.
- Niemand van de leerkrachten heeft het vraagstuk kunnen oplossen.

Никто из учителей не мог решить задачу.

- Ik weet dat je een leerkracht bent.
- Ik weet dat je leraar bent.
- Ik weet dat u leraar bent.

- Я знаю, что вы учитель.
- Я знаю, что ты учитель.
- Я знаю, что Вы учитель.
- Я знаю, что ты учительница.