Translation of "Zij" in Arabic

0.021 sec.

Examples of using "Zij" in a sentence and their arabic translations:

Zij wacht.

إنها تنتظر.

Zij werkte.

كانت تعمَل.

Bestaat zij?

هل هي موجودة حقيقة؟

- Zij is zangeres.
- Zij is een zanger.

هي مطربة.

- Zij is erg talentvol.
- Zij is heel bekwaam.

إنها موهوبة جدا.

Zij is gelukkig.

هي سعيدة.

Zij werd kwaad.

فقدت أعصابها.

Zij zijn gelukkig.

- إنهم سعداء
- هم سعداء

Wat wil zij?

- ماذا تريد هى؟
- ما الذي تريدهُ هى؟

Zij zijn christenen.

انهم نصارى.

Zij werd rood.

إحمرّ وجهها.

Zij eten vlees.

أكلوا لحما.

Zij wil dansen.

هي تريد أن ترقص

Zij haatten Tom.

كانوا يكرهون توم.

Zij zal dansen.

سترقص.

Zij kennen Tom.

هم يعرفون توم

Zij is atheïst.

هي الملحدة.

Zij zijn homoseksueel.

هم مثليون.

Zij kent Japans.

يمكنها تحدث اليابانيّة.

Zij heeft geluk.

هي محظوظة.

Wie zijn zij?

من هم؟

Zij zijn Marokkaans.

هنّ مغربيّات.

Ook zij was kankerpatiënt,

إنها كانت زميلة مريضة بالسرطان،

Zij veranderden mijn denkbeeld.

غيروا آرائي.

Zij is een student.

هي طالبة.

Is zij geen arts?

أليست طبيبة؟

Zij is mijn vrouw.

- هي زوجتي.
- إنها زوجتي.

- God zij dank.
- Godzijdank.

أن يشكر الله

Is zij een dokter?

هل هي طبيبة؟

Zij eet een appel.

إنها تأكل تفاحة.

Kan zij ons zien?

هل تستطيع هيَ أن ترانا؟

Zij kan piano spelen.

بإمكانها العزف على البيانو.

Zij komen uit IJsland.

هم من ايسلندا.

Zij is onze buurvrouw.

إنها جارتنا.

Zij heeft droog haar.

شعرها جاف.

Zij schreef één brief.

كتبَت رسالة واحدة.

Zij noemt mij Kenji.

- إنها تنادني كنجي.
- إنها تدعوني بكنجي.

Is zij uw zuster?

هل هي أختك؟

Zij is mijn klasgenoot.

إنها زميلتي.

Zij komen uit Zweden.

هم من السويد

Zij openen de deur.

هم يفتحون الباب.

Wanneer is zij geboren?

متى ولدت؟

Zij zijn mijn broers.

هم إخوتي.

Zij werkt op school.

هي تعمل في المدرسة.

Zij woont in Dubai.

هي تسكن في دبي.

Zij houdt van vissen.

يحب صيد السمك.

Zij haatte haar wiskundeleraar.

كانت تكره مدرّسها في الرّياضيّات.

Zij wonen in Marokko.

يعيشون في المغرب.

- Zij is mijn zuster.
- Zij is mijn zus.
- Ze is mijn zus.

- إنها أختي.
- إنها أختي

- Vrede zij met u!
- Vrede zij met u.
- Moge vrede u vinden.

السلامُ عليكُم.

Zij jaagt voor hen allebei.

‫إنها تصطاد ما يكفي لإطعام كليهما.‬

Zij gaan dit continent vullen...

وسيملأن هذه القارة

Zij werkte vooral, zei ze,

قالت إن ما عملت عليه أغلب الوقت

Weet je wie zij is?

هل تعرف من هي؟

Zij zien er gezond uit.

يبدون في صحة جيدة.

Zij houdt van haar kinderen.

هي تحبّ أطفالها.

Zij heeft het me getoond.

إنها أظهرتها لي.

- Zij werd rood.
- Ze bloost.

إحمرّ وجهها.

Zij vochten voor hun vaderland.

قاتلوا من أجل وطنهم .

Zij houdt van sinaasappels, toch?

إنها تحب البرتقال، أليس كذلك؟

Zij is een stil persoon.

إنها هادئة.

Zij heeft een prachtige persoonlijkheid.

شخصيتها رائعة.

Zij is twintig jaar oud.

هي في العشرين من العمر.

Zij wil een zanger worden.

هي تريد أن تكون مطربة.

Zij heeft een brief geschreven.

هي كتبت رسالةً.

Zij is mijn oudere zus.

إنها أختي الكبرى.

Zij wonen in een huis.

يسكنون في بيت واحد.

- Ze gaf geld.
- Zij gaf geld.
- Ze heeft geld gegeven.
- Zij heeft geld gegeven.

هي قدمت المال.

Wat weten zij er nu van?

ماذا سيعرفون؟

En ja, de gletsjers, zij smelten.

نعم، الأنهار الجليدية مازالت تذوب.

Maar zij heeft het te druk.

‫لكنها مشغولة ولا وقت لديها للعبث.‬

Zij leerden veel van politieke gevangenen.

تعلّم السجناء العاديون الكثير من السجناء السياسيين.

Zodat zij begrijpen wat er gebeurt.

لكي يفهموا ما يجري.

Want ook zij vielen erg zwaar.

لأنهم تسببوا في خسائر فادحة أيضًا.

Zij die alles vergeten, zijn gelukkig.

- إن الذين ينسون كل شيء سعداء.
- الذين ينسون كل شيء سعداء.

Zij sloeg hem in het gezicht.

- صفعته.
- صفعته كفاً.
- صفعته كفاً على وجهه.

Zij viel en bezeerde haar knie.

سقطت و أصيبت في ركبتها.

Zij was bezig met het huishouden.

- كانت مشغولة بأعمال المنزل.
- كانت مشغولة بأعمال منزلية.

Zij had dat niet moeten doen.

هي لم يكن عليها فعل هذا.

- Ze zijn onbevreesd.
- Zij zijn onbevreesd.

هم لا يخافون.

Zij is zoals mijn echte dochter.

هي كطفلتي تماما.

- Wie is hij?
- Wie is zij?

من هو؟

Zij is veel groter dan ik.

- إنها أطول مني بكثير.
- إنها تفوقني طولاً بمقدار كبير.
- الفرق بيني و بينها في الطول كبير.