Translation of "Hielpen" in Portuguese

Ze hielpen elkaar.

- Eles se ajudam mutuamente.
- Elas se ajudam mutuamente.
- Eles se ajudaram.

We hielpen allemaal bij de oogst.

Todos nós ajudamos com a colheita.

De man en zijn vrouw hielpen elkaar.

O homem e a mulher dele se ajudavam.

- We hielpen Tom.
- We hebben Tom geholpen.

Nós ajudamos o Tom.

- Zij hielpen Tom.
- Zij hebben Tom geholpen.

- Eles ajudaram Tom.
- Elas ajudaram Tom.

- Wij hielpen haar.
- Wij hebben haar geholpen.

Nós ajudamo-la.

- U hielp ons.
- Jij hielp ons.
- Jullie hielpen ons.
- U heeft ons geholpen.
- Jij hebt ons geholpen.
- Jullie hebben ons geholpen.

Você nos ajudou.

- Je hebt me niet geholpen.
- U heeft me niet geholpen.
- Jullie hebben me niet geholpen.
- U hielp mij niet.
- Jij hielp mij niet.
- Jullie hielpen mij niet.

Você não me ajudou.