Translation of "Hebt" in Polish

0.012 sec.

Examples of using "Hebt" in a sentence and their polish translations:

- Je hebt gezelschap.
- Je hebt bezoek.

Masz towarzystwo.

- Je hebt water.
- Jij hebt water.

Ty masz wodę.

- Je hebt gelijk.
- U hebt gelijk.

Masz rację.

- Je hebt helemaal gelijk.
- Je hebt volkomen gelijk.
- Ge hebt helemaal gelijk.

Masz całkowitą słuszność.

- Je hebt mooie handen.
- Je hebt prachtige handen.

Masz piękne dłonie.

- Je hebt helemaal gelijk.
- Je hebt volkomen gelijk.

- Masz całkowitą rację.
- Masz absolutną rację.

- Je hebt geen hart.
- Jij hebt geen hart.

Jesteś bez serca.

Hebt u vragen?

Czy ma pan jakieś pytania?

Je hebt lef.

Masz jaja.

Je hebt geluk.

Jesteś szczęściarzem.

Jij hebt vlees.

Masz mięso.

Hebt ge papier?

Czy masz papier?

Je hebt gewonnen!

- Wygrałeś!
- Wygrałaś!

Hebt u tandvleesbloedingen?

Czy ma pan krwawiące dziąsła?

Je hebt gelijk.

Ma pani rację.

Je hebt humor.

Masz poczucie humoru.

Je hebt pech.

Masz pecha.

Hebt ge geroepen?

Zadzwoniłeś?

Je hebt alles.

Masz wszystko.

Hebt u dekens?

Ma pan koce?

- Je hebt geluk.
- U hebt geluk.
- Jullie hebben geluk.

Jesteś szczęśliwy.

- Je hebt problemen.
- Jullie hebben problemen.
- U hebt problemen.

Masz problemy.

- Je hebt gelijk.
- Jullie hebben gelijk.
- U hebt gelijk.

Masz rację.

- Ge hebt een goed geheugen.
- Gij hebt een goed geheugen.
- Je hebt een goed geheugen.

Masz dobrą pamięć.

- Ge hebt een goed geheugen.
- Je hebt een goed geheugen.

Masz dobrą pamięć.

Ja, je hebt gelijk.

Tak, masz rację.

Je hebt graag olifanten.

Lubisz słonie.

Je hebt mooie haren.

Masz piękne włosy.

Je hebt geen koorts.

Nie masz gorączki.

Jij hebt drie auto's.

Masz trzy samochody.

Je hebt hulp nodig.

Potrzebujesz pomocy.

Hoeveel hebt ge nodig?

Ile potrzebujesz?

Hebt u een kamer?

Czy są wolne pokoje?

Je hebt twee broers.

Masz dwóch braci.

Je hebt Tom teleurgesteld.

Zawiodłeś Toma.

Waar hebt ge pijn?

Gdzie cię boli?

Je hebt het overleefd.

- Przetrwałeś.
- Przeżyłaś.
- Przetrwaliście.
- Przeżył pan.
- Udało ci się przeżyć.

Je hebt het mis.

Jesteś niepoprawny.

Jij hebt altijd honger.

Jesteś zawsze głodny.

Je hebt gelijk, Tom.

Masz rację Tom.

Je hebt ons verraden.

Zdradziłeś nas.

Je hebt behandeling nodig.

Potrzebujesz leczenia.

Je hebt niets gezien.

Nic nie widziałeś.

Hebt ge Japanse dagbladen?

Czy masz japońskie gazety?

Hebt u twee computers?

Masz dwa komputery?

Je hebt helemaal gelijk.

Jesteś absolutnie rację.

Jij hebt kaarsen gekocht.

Widzę, że kupiłeś świece.

Je hebt dit nodig.

Potrzebujesz tego.

Je hebt me verraden.

Zdradziłeś mnie.

- Je hebt weer dezelfde fout gemaakt.
- Gij hebt dezelfde fout gemaakt.

Zrobiłeś ten sam błąd.

- Je hebt helemaal gelijk.
- Je hebt volkomen gelijk.
- Ge hebt helemaal gelijk.
- Je slaat de spijker op z'n kop.

Masz całkowicie rację.

- Je hebt geen ernstige misdaad begaan.
- Je hebt geen erge misdaad begaan.

- Nie popełniłeś poważnej zbrodni.
- Nie popełniłaś poważnej zbrodni.
- Nie popełniliście poważnej zbrodni.
- Nie popełniłyście poważnej zbrodni.

- Ge hebt uw zakdoek laten vallen.
- Je hebt je zakdoek laten vallen.

Upuściłaś swoją chustkę.

- Je hebt geen hart.
- Jij hebt geen hart.
- U heeft geen hart.

Jesteś bez serca.

Je hebt de nacht overleefd.

Przeżyliście noc.

Maar je hebt het mis.

A jednak się mylicie.

Je hebt goede beslissingen genomen...

Dokonałeś mądrych wyborów

Je hebt gedurende een halfuur

Przez około pół godziny

Hebt ge niet-alcoholische dranken?

Czy masz napoje bez alkoholu?

Hebt ge het niet koud?

- Nie jest ci zimno?
- Czy ci nie zimno?

Je hebt een fout gemaakt.

Popełniłeś błąd.

U hebt dezelfde fout gemaakt.

Zrobiłeś ten sam błąd.

Je hebt niet genoeg ervaring.

Nie masz wystarczająco dużo doświadczenia.

Je hebt me bijna geraakt.

Prawie mnie trafiłeś.

Je hebt de wet gebroken.

- Złamałeś prawo.
- Złamałaś prawo.

Wanneer hebt ge haar ontmoet?

Kiedy ją spotkałeś?

Je hebt dit expres gedaan!

Zrobiłeś to celowo!

Wat hebt ge vandaag gedaan?

Co dziś Państwo robili?

Hebt gij dit boek geschreven?

Ty napisałeś tę książkę?

Waarmee hebt ge het geopend?

Czym ci się udało to otworzyć?

Je hebt het duidelijk mis.

- To oczywiście twój błąd.
- Oczywiście jesteś w błędzie.

Je hebt erg sexy benen.

Twoje nogi są bardzo sexy.

Je hebt het ernaar gemaakt.

Dobrze sobie na to zasłużyłeś.

Je hebt geen woord gezegd.

- Nie powiedziałeś ani słowa.
- Nie powiedziałaś ani słowa.

Je hebt te hard gewerkt.

Jesteś przepracowany.

Vertel me wat je hebt.

Powiedz mi, co masz.

Hebt ge het venster opengelaten?

Zostawiłeś otwarte okno?

Hebt ge graag witte chokolade?

- Czy lubi pan białą czekoladę?
- Lubisz białą czekoladę?
- Czy lubisz białą czekoladę?

Je hebt je arm gebroken.

Złamałeś rękę.

Hebt u de sleutel nodig?

Potrzebujesz klucz?

Ge hebt een hond, nietwaar?

Masz psa, prawda?

Jij hebt het voor het zeggen.

Wy tu rządzicie.

Je hebt het inderdaad juist voor.

Właściwie masz rację.

Hebt ge al een walvis gezien?

Widziałeś kiedyś wieloryba?