Translation of "Ken" in Polish

0.009 sec.

Examples of using "Ken" in a sentence and their polish translations:

- Ik ken je vader.
- Ik ken jullie vader.
- Ik ken uw vader.

Znam twojego ojca.

Ik ken hem.

Znam go.

Ken ik hem?

Czy ja go znam?

Ik ken haar.

Znam ją.

Ken is gelukkig.

Ken jest szczęśliwy.

Ken ik jou?

Czy my się znamy?

Wat eet Ken?

Co je Ken?

Ik ken hen.

- Znam ich.
- Znam je.

Ken je me?

Poznajesz mnie?

- Ken zette zich naast mij.
- Ken zat naast me.

Ken usiadł obok mnie.

- Ik heb gestemd voor Ken.
- Ik heb voor Ken gestemd.

Głosowałem na Kena.

Ken heeft een gitaar.

Ken ma gitarę.

Ik ken geen Engels.

Nie znam angielskiego.

Ik ken je niet.

Nie znam cię.

Ik ken je zoon.

Znam pańskiego syna.

Hier ken ik niemand.

- Tutaj nikogo nie znam.
- Nie znam tu nikogo.

Ik ken jouw broer.

Znam twojego brata.

Ik ken die meisjes.

Znam te dziewczyny.

Ik ken je vader.

Znam twojego ojca.

Ik ken hem niet.

Nie znam go.

Ik ken de waarheid.

Znam prawdę.

Ik ken haar niet.

Nie znam jej.

Ken riep om hulp.

Ken wołał o pomoc.

Ken wil een fiets.

Ken chce rower.

Ken verzamelt oude munten.

Ken zbiera stare monety.

Ken houdt van kamperen.

Ken lubi jeździć pod namiot.

Ken je zijn broer?

Czy znasz jego brata?

Ik ken je moeder.

Znam Twoją matkę.

Ik ken u niet.

Nie znam pana.

Ken je Tom goed?

Znasz dobrze Toma?

- Ik ken enkel zijn naam.
- Ik ken hem alleen van naam.

Znam go tylko z nazwiska.

- Ik ken jouw vader zeer goed.
- Ik ken je vader heel goed.

Znam bardzo dobrze twojego ojca.

Mike en Ken zijn vrienden.

- Mike i Ken są przyjaciółmi.
- Mike i Ken to przyjaciele.

Mijn vrienden noemen me Ken.

Przyjaciele nazywają mnie Ken.

Ik ken niemand van hen.

- Nie znam nikogo z nich.
- Nie znam żadnego z nich.

Ik ken geen van drieën.

Nie znam nikogo z tej trójki.

Ken jij een goede tandarts?

- Znasz dobrego dentystę?
- Znacie dobrego dentystę?

Ken ziet er gelukkig uit.

Ken wygląda na zadowolonego.

Ik heb Ken gisteren ontmoet.

Spotkałem Kena wczoraj.

Ken is in Kioto aangekomen.

Ken przybył do Kyoto.

Ken is ouder dan Seiko.

Ken jest starszy od Seiko.

Ken stak de kaarsen aan.

Ken zapalił świece.

Ken heeft een witte hond.

Ken ma białego psa.

Ken je de film 'Avatar'?

Znasz film Avatar?

Ik ken mijn buren niet.

Nie znam moich sąsiadów.

Ik ken aardig wat Canadezen.

Znam kilku Kanadyjczyków.

Heb je met Ken gevochten?

Biłeś się z Kenem?

Ik ken haar naam niet.

Nie znam jej imienia.

Ik ken hem alleen van naam.

Znam go tylko z nazwiska.

Ken je dokters die Japans spreken?

Czy jest tu lekarz, który mówi po japońsku?

Hij is veel ouder dan Ken.

On jest znacznie starszy niż Ken.

Wie is groter, Ken of Taro?

Kto jest wyższy, Ken czy Taro.

Ik ken Portugees, Engels, en Russisch.

Znam portugalski, angielski i rosyjski.

Ik ken John al sinds 1976.

Znam Johna od 1976 roku.

De naam van de hond is Ken.

Pies nazywa się Ken.

Ik ken het meisje dat tennis speelt.

Znam dziewczynę, która gra w tenisa.

Ik ken niet iedereen op deze school.

Nie znam wszystkich w tej szkole.

Ken heeft tegen mij gewonnen met schaken.

- Ken pobił mnie w szachy.
- Ken wygrał ze mną w szachy.

Ik ken niemand hier in die stad.

Nie znam nikogo w tym mieście.

- Ik ken een betere manier om dat te doen.
- Ik ken een betere manier om het te doen.

Znam na to lepszy sposób.

- "Ken ik jou niet ergens van?" vroeg de student.
- "Ken ik u niet ergens van?" vroeg de student.

„Czy my się już nie widzieliśmy?”, zapytał student.

- Ik spreek geen Frans.
- Ik ken geen Frans.

Nie mówię po francusku.

- Ik ken geen Engels.
- Ik spreek geen Engels.

Nie znam angielskiego.

Het is alsof ik Tom al jaren ken.

Wydaje mi się, jakbym znał Toma od lat.

Ze vroeg me of ik zijn adres ken.

Zapytała mnie czy znam jego adres.

Dat is het beste restaurant dat ik ken.

To najlepsza restauracja, jaką znam.

Dat is de veiligste optie. Ik ken dit touw.

To pewnie najbezpieczniejsze. Znam tę linę.

Ken je dat jongetje dat aan het huilen is?

Znasz tego chłopca, który płacze?

- Ken je Tom?
- Kent u Tom?
- Kennen jullie Tom?

Znasz Toma?

- Herinner je je mij nog?
- Ken je me nog?

- Pamiętasz mnie?
- Czy pamiętasz mnie?

Ken je het meisje dat aan het raam staat?

Znasz dziewczynę stojącą przy oknie?

Hou je niet van de domme. Ik ken je!

Nie udawaj Greka! Ja cię znam.

Ik heb van hem gehoord maar ik ken hem niet persoonlijk.

- Znam go, ale nie osobiście.
- Słyszałem o nim, ale nie znam go osobiście.

- Ik ken Portugees, Engels, en Russisch.
- Ik spreek Portugees, Engels en Russisch.

Znam portugalski, angielski i rosyjski.

- Kent u deze buurt?
- Kennen jullie deze buurt?
- Ken je deze buurt?

Znasz tą okolicę?

- Ken je dit liedje?
- Kent u dit liedje?
- Kennen jullie dit liedje?

Znasz tą piosenkę?

Welnee, Tom heeft een heel positieve invloed op mijn leven zolang ik hem ken.

Wręcz przeciwnie, Tom wpływa pozytywnie na moje życie odkąd go znam.

Ik ken hem van gezicht maar ik heb nog nooit echt met hem gepraat.

Znam go z widzenia, ale nigdy z nim nie rozmawiałem.