Translation of "Zat" in Portuguese

0.015 sec.

Examples of using "Zat" in a sentence and their portuguese translations:

- Hij zat tegenover mij.
- Hij zat voor mij.

Ele sentou-se na minha frente.

- Ze zat naast me.
- Ze zat naast mij.

- Ela sentou-se perto de mim.
- Ela se sentou ao meu lado.

- Ik zat dicht bij John.
- Ik zat naast John.

- Sentei perto do John.
- Sentei-me ao lado de John.
- Eu me sentei do lado do John.

Tom zat naast Mary.

Tom estava sentado ao lado de Maria.

- Op tafel zat een kat.
- Er zat een kat op de tafel.

- Sobre a mesa havia um gato.
- Um gato estava em cima da mesa.

Ik zat gevangen met Pepe...

Eu estava preso com o Pepe

Hij zat wijn te drinken.

Ele estava sentado bebendo vinho.

Tom zat in een rolstoel.

Tom estava em uma cadeira de rodas.

Dit zat tussen uw spullen.

Isto estava no meio das suas coisas.

Tom zat op de grond.

Tom estava sentado no chão.

Tom zat aan de keukentafel.

Tom sentou-se à mesa da cozinha.

Tom zat op een stoel.

Tom sentou-se em uma cadeira.

Hij zat op het bed.

- Ele sentou na cama.
- Ele se sentou na cama.

Het schip zat vol aangroei.

O casco do navio estava todo incrustado de algas e conchas.

Ik ben je excuses zat!

- Estou farto de suas desculpas!
- Estou farta de suas desculpas!

Tom zat op een boomstam.

- Tom sentou em um tronco.
- Tom sentou-se num tronco.

Zij zat onder een boom.

Ela estava sentada debaixo de uma árvore.

- Ze zat naast me.
- Ze zat naast mij.
- Zij ging naast mij zitten.

Ela se sentou ao meu lado.

- Ik zat twaalf uur op de trein.
- Ik zat twaalf uur in de trein.

Estive no trem durante doze horas.

Daar zat ze op te wachten.

Era precisamente o que a fêmea aguardava.

Bij het pakje zat een factuur.

Uma fatura acompanhava o pacote.

Ik zat tussen Tom en John.

Sentei-me entre Tom e João.

Tom zat in de eerste rij.

Tom sentou-se na primeira fileira.

Wie zat er in de auto?

Quem estava no carro?

Gelukkig zat ze diep in die spleet.

E, graças a Deus, conseguiu enfiar-se fundo naquela fenda.

Er zat een kat op de stoel.

Um gato estava sentado na cadeira.

De man zat op een omgevallen boom.

O homem estava sentado sobre uma árvore caída.

Hij zat in de gevangenis met levenslang.

Ele cumpria pena de prisão perpétua.

De hond zat achter de kat aan.

O cachorro correu atrás do gato.

Ik zat twaalf uur op de trein.

Eu passei doze horas no trem.

De auto zat vast in de modder.

O carro estava atolado na lama.

Ik zat naar een Word-bestand te staren

Eu me sentava, olhava para a tela do Word

Tom zat een gevangenisstraf van drie jaar uit.

Tom cumpriu uma pena de três anos de prisão.

Ik ben het zat om bonen te eten.

- Estou farto de comer feijão.
- Estou farta de comer feijão.

- Ik ben hem zat.
- Ik heb genoeg van hem.

Estou farto dele.

- Ik heb er genoeg van!
- Ik ben het zat!

Estou farta!

- Ken zette zich naast mij.
- Ken zat naast me.

Ken se sentou perto de mim.

Een oude man zat naast mij in de bus.

Um idoso sentou perto de mim no ônibus.

- Ik zette mij naast hem.
- Ik zat naast hem.

Eu me sentei ao lado dele.

Hij zat daar met een pijp in zijn mond.

Ele estava sentado lá com um cachimbo na boca.

Tom was het zat om op Maria te wachten.

O Tom cansou de esperar pela Mary.

Proberen het stuk te vinden dat om de rots zat.

Procuro a parte que estava à volta do pedregulho.

Ben jij het niet zat om op eikels te passen?

Você não se aborrece em cuidar de bebês?

Je weet niet hoe zat ik al deze klachten ben.

Você não sabe como estou farta de todas estas queixas.

Maar terwijl ik daar zat en zag dat mijn oma's leven

Mas quando testemunhei enquanto a vida da minha avó

De biseksualiteit van Bert zat Tom dwars maar wond Mary op.

A bissexualidade de Bert incomodava Tom e excitava Mary.

- De tafel was met stof bedekt.
- De tafel zat onder het stof.

A mesa estava coberta de poeira.

- Kennelijk wist niemand hoe het zat.
- Het schijnt dat niemand de waarheid kende.

Parece que ninguém sabia a verdade.

Ik praat niet meer met jou tot je erkent dat je fout zat.

Eu não falo com você até você reconhecer que estava errado.

- De hond zat achter de kat aan.
- De hond rende achter de kat aan.

O cachorro correu atrás do gato.

Aangezien er een vlieg in mijn koffie zat, hoefde ik de rekening niet te betalen.

Como havia uma mosca no meu café, não precisei pagar a conta.

Ze beschuldigden hem ervan, dat hij in de klas zat om voor problemen te zorgen.

Acusaram-no de estar na sala de aula para causar confusão.

- Ik zat twaalf uur op de trein.
- Ik heb twaalf uur in de trein doorgebracht.

- Eu passei doze horas no trem.
- Estive no trem durante doze horas.

- Hij zat drie jaar in de gevangenis.
- Zij heeft drie jaar in de gevangenis gezeten.

Esteve três anos na cadeia.

Op het speelgoed zat een label met de tekst: "Niet geschikt voor kinderen onder 16 jaar".

O brinquedo trazia uma placa que dizia: "Não aconselhável para menores de 16 anos".

Toen ik nog op de middelbare school zat, stond ik elke morgen om 6 uur op.

No ensino médio eu acordava às 6 da manhã todo dia.

En ik was er niet helemaal zeker van of ik nog wel vast zat aan de stam.

E não tinha certeza se ainda estava conectada ao tronco.

Hoewel mijn vriend vegetariër was, heb ik hem niet gezegd dat er een beetje vlees in de soep zat.

Mesmo meu amigo sendo um vegetariano, eu não contei a ele que a sopa continha carne.

- Ben je het zat om aan te schuiven in de rij?
- Hebt u er genoeg van om aan te schuiven in de rij?

- Está cansada de esperar na fila?
- Você está cansado de esperar na fila?

- Er werd een staart van een dinosaurus gevonden die in amber vervat zat.
- De staart van een dinosaurus werd gevonden, gevangen in barnsteen.

Encontraram a cauda de um dinossauro preservada em âmbar.

- Ik ben het schrijven moe.
- Ik ben het zat om te schrijven.
- Ik heb geen zin meer om te schrijven.
- Ik ben moe van het schrijven.

Estou cansado de escrever.

En zo zat hij op een keer aan het eind van de middag in de tuin te eten, toen een dame met een baret rustig in zijn richting kwam om aan de tafel naast hem te gaan zitten.

Certa vez, ao cair da noite, ele jantava no jardim, quando a senhora de boina se aproximou lentamente para vir ocupar a mesa ao lado.

- Iene miene mutte, tien pond grutte, tien pond kaas, wie is de baas?
- Onder de piano lag een ei, in dat ei daar zat een brief, waarop te lezen stond wie is uw lief?
- Onder de piano ligt een flesje bier; al wie er van drinkt, stinkt!
- Op de brug zit een mug met haar muil wijd open; zeven ezels, achttien kwezels zijn erin gekropen.

- Escravos de Jó jogavam caxangá. Tira, põe, deixa ficar. Guerreiros com guerreiros fazem zigue-zigue-zá. Guerreiros com guerreiros fazem zigue-zigue-zá.
- Hoje é domingo, pede cachimbo; o cachimbo é de barro, bate no jarro; o jarro é de ouro, bate no touro; o touro é valente, chifra a gente; a gente é fraco, cai no buraco; o buraco é fundo, acabou-se o mundo.