Translation of "Vader" in Polish

0.007 sec.

Examples of using "Vader" in a sentence and their polish translations:

- Ik ken je vader.
- Ik ken jullie vader.
- Ik ken uw vader.

Znam twojego ojca.

- Je vader is groot.
- Jullie vader is groot.
- Uw vader is groot.

Twój ojciec jest wysoki.

- Haar vader is politieman.
- Zijn vader is politieagent.

Jej ojciec jest policjantem.

- Haar vader is Japanner.
- Haar vader is Japans.

Jej ojciec jest Japończykiem.

- Waar is je vader?
- Waar is jullie vader?

Gdzie jest twój ojciec?

- Wat doet je vader?
- Wat doet jullie vader?

- Co robi twój ojciec?
- Co robi wasz ojciec?

- Mijn vader is arts.
- Mijn vader is dokter.

- Mój ojciec jest lekarzem.
- Mój tata jest lekarzem.

Mijn vader rookt.

Mój ojciec pali.

Vader is genezen.

Ojciec wrócił do zdrowia.

- Is je vader dokter?
- Is jullie vader een dokter?

Czy twój ojciec jest lekarzem?

- Ze gelijkt op haar vader.
- Ze lijkt op haar vader.

Jest podobna do swego ojca.

- Hij is niet mijn vader.
- Hij is mijn vader niet.

To nie jest mój ojciec.

- Zo vader, zo zoon.
- Zo de vader, zo de zoon.

Jaki ojciec, taki syn.

Nu is vader wakker.

Teraz czas na ojca.

Mijn vader rookt zelden.

Mój ojciec rzadko pali.

Haar vader is Japanner.

Jej ojciec jest Japończykiem.

Hij is mijn vader.

On jest moim ojcem.

Waar is jullie vader?

Gdzie jest wasz ojciec?

Mijn vader is dokter.

Mój ojciec jest doktorem.

Waar is mijn vader?

Gdzie jest mój tata?

Mijn vader wordt kaal.

Mój ojciec łysieje.

Ik ken je vader.

Znam twojego ojca.

Hij wordt binnenkort vader.

On niedługo zostanie ojcem.

Mijn vader is gezond.

Ojciec jest zdrowy.

Is zijn vader dokter?

Czy jego ojciec jest lekarzem?

Wie is je vader?

Kto jest twoim ojcem?

Tom is mijn vader.

Tom to mój ojciec.

Mijn vader is ondernemer.

Mój ojciec jest przedsiębiorcą.

Luister naar je vader.

Słuchaj swojego ojca.

Mijn vader tuiniert zondags.

Mój ojciec uprawia ogród w niedziele.

Mijn vader is groot.

Mój ojciec jest wysoki.

Mijn vader is bezig.

Mój ojciec jest zajęty.

Mijn vader is thuis.

Mój ojciec jest w domu.

Tom omhelsde zijn vader.

Tomo objął swojego ojca.

Dat is onze vader.

To nasz ojciec.

Is zijn vader leraar?

Czy jego ojciec jest nauczycielem?

Waar is je vader?

Gdzie jest twój ojciec?

Toms vader heeft alzheimer.

Ojciec Toma cierpi na alzheimera.

- Zaterdag is mijn vader vrij.
- Mijn vader heeft vrij op zaterdag.

Mój tata jest wolny w sobotę.

- Mijn vader is gestopt met roken.
- Mijn vader stopte met roken.

Mój ojciec przestał palić.

- Ik heb je vader gisteren ontmoet.
- Ik heb uw vader gisteren ontmoet.
- Ik heb jullie vader gisteren ontmoet.

Wczoraj spotkałem twojego ojca.

- Helaas is mijn vader niet thuis.
- Helaas, mijn vader is niet thuis.

Niestety ojca nie ma w domu.

- Ik ken jouw vader zeer goed.
- Ik ken je vader heel goed.

Znam bardzo dobrze twojego ojca.

- Mijn vader wandelt iedere dag.
- Mijn vader maakt iedere dag een wandeling.

Mój ojciec spaceruje codziennie.

- Mijn vader leeft op de buiten.
- Mijn vader woont op het platteland.

Mój ojciec mieszka na wsi.

Mijn vader heeft veel boeken.

Mój ojciec ma wiele książek.

Mijn vader veegt de garage.

Ojciec sprząta garaż.

Mijn vader zal me helpen.

Ojciec mi pomoże.

Hij lijkt op zijn vader.

Wygląda jak jego ojciec.

Mijn vader was een boom.

Mój ojciec był drzewem.

Zijn vader speelt geen golf.

Jego ojciec nie gra w golfa.

Mijn vader stierf aan longkanker.

Mój ojciec zmarł na raka płuc.

Mijn vader gaat me vermoorden.

Tata mnie zabije.

Mijn vader is niet thuis.

Mojego ojca nie ma w domu.

Mijn vader is altijd bezig.

Mój ojciec jest ciągle zajęty.

Mijn vader runt een restaurant.

Mój ojciec prowadzi restaurację.

Hoe oud is je vader?

Ile lat ma twój ojciec?

Vader is een goed mens.

- Ojciec jest dobry.
- Ojciec jest dobrym człowiekiem.

Mijn vader eet weinig fruit.

Mój ojciec nie je dużo owoców.

Ik heb je vader gezien.

Widziałem twojego ojca.

Ik hou van mijn vader.

Kocham mojego tatę.

- Zowel zijn vader als moeder zijn gestorven.
- Zijn vader en moeder zijn beiden dood.

Nie żyje ani jego matka, ani ojciec.

Mijn vader stierf op een vrijdag.

Mój ojciec zmarł w piątek.

Mijn vader was de derde generatie...

Mój ojciec był Urugwajczykiem w trzecim pokoleniu.

Mijn vader werkte voor een wegenbedrijf.

Ojciec podjął pracę w zarządzie dróg.

Mijn vader houdt van mijn moeder.

Ojciec kocha matkę.

Mijn vader werkt bij een bank.

Mój ojciec pracuje w banku.

Mijn vader is gestorven aan kanker.

Mój ojciec zmarł na raka.

Hij ziet eruit als mijn vader.

Jest podobny do ojca.

Hij is groter dan zijn vader.

Jest wyższy od ojca.

Rubén is vader van drie kinderen.

Ruben jest ojcem trójki dzieci.

Hoe gaat het met je vader?

Jak się ma twój ojciec?

Mijn vader is in zijn kamer.

Mój ojciec jest w swoim pokoju.

Mijn vader is vijftig jaar oud.

Mój ojciec ma pięćdziesiąt lat.

Mijn vader is een beetje ouderwets.

Mój ojciec jest nieco staromodny.

Mijn vader houdt niet van voetbal.

Mój ojciec nie lubi piłki nożnej.

Mijn vader houdt erg van pizza.

Mój ojciec kocha pizzę.

Mijn vader werkt in een fabriek.

Mój ojciec pracuje w fabryce.

Mijn vader repareert mijn kapotte fiets.

Mój ojciec naprawia mój zepsuty rower.