Translation of "Zaten" in German

0.005 sec.

Examples of using "Zaten" in a sentence and their german translations:

Toen zaten gevangenen...

Damals wurden Gefangene,

We zaten vooraan.

Wir saßen vorne.

Zij zaten naast elkaar.

- Sie saßen Seite an Seite.
- Sie saßen nebeneinander.

De meisjes zaten naast elkaar.

Die Mädchen saßen nebeneinander.

We zaten rondom het vuur.

Wir saßen um das Feuer.

- Tom en Mary zaten onder de lindeboom.
- Tom en Mary zaten onder de linde.

- Tom und Maria saßen unter dem Lindenbaum.
- Tom und Maria saßen unter der Linde.

Ze zaten in de natuurlijke wereld.

Ich meine, sie waren einfach in der natürlichen Welt.

De sleutels zaten in mijn tas.

- Die Schlüssel waren in meiner Tasche.
- Die Schlüssel befanden sich in meiner Tasche.

De leerlingen zaten in een kring.

Die Schüler saßen im Kreis.

Ze zaten om de tafel te kaarten.

Sie saßen am Tisch und spielten Karten.

Ze zaten aan tafel en speelden kaart.

Sie saßen am Tisch und spielten Karten.

Tom en Mary zaten toen we binnenkwamen.

Tom und Mariechen hatten sich gesetzt, als wir eintraten.

Tom en ik zaten op de bank.

Tom und ich saßen auf der Bank.

We zaten op een bank in het park.

Wir saßen auf einer Bank im Park.

Mijn vader en moeder zaten onder een boom.

Mein Vater und meine Mutter saßen unter einem Baum.

Ze zaten op een bank in het park.

- Sie saßen auf einer Parkbank.
- Sie saßen auf einer Bank im Park.
- Sie setzten sich auf eine Parkbank.
- Sie setzten sich auf eine Bank im Park.

We zaten in het midden van de kamer.

Wir saßen mitten im Zimmer.

Tom en Mary zaten vast vanwege een sneeuwstorm.

Tom und Maria steckten in einem Schneesturm fest.

In deze vijver zaten gewoonlijk heel wat kikkers.

In diesem Teich gab es gewöhnlich viele Frösche.

Ze zaten alleen in een hoek te praten.

- Sie saßen allein in einer Ecke und unterhielten sich.
- Sie unterhielten sich, allein in einer Ecke sitzend.

Ze zaten in de schaduw van die grote boom.

Sie saßen im Schatten dieses großen Baumes.

Tom zei dat ze op hem zaten te wachten.

Tom sagte, man warte auf ihn.

- Zaten je oogleden aan elkaar geplakt toen je vanochtend wakker werd?
- Zaten uw oogleden aan elkaar geplakt toen uw vanochtend wakker werd?

Waren Ihre Augen heute Morgen verklebt, als Sie aufgewacht sind?

zaten haar nestgenoten opgesloten in donkere schuren op betonnen vloeren,

waren ihre Wurfgeschwister eingesperrt in dunklen Scheunen auf Zementböden,

Je mag van geluk spreken dat we daar niet onder zaten.

Diesmal hatten wir Glück, dass wir nicht darunter waren.

Dit is mijn vriendin Rachel. We zaten op dezelfde middelbare school.

Das ist meine Freundin Rachel, wir sind zusammen ins Gymnasium gegangen.

Het was puur toeval dat Mary en ik op dezelfde trein zaten.

Es war reiner Zufall, dass Mary und ich im gleichen Zug saßen.

- In de koffer was niets op vuile kleren na.
- In de koffer zaten alleen vuile kleren.

Der Koffer enthielt nichts außer schmutziger Kleidung.

- De kinderen waren in de modder aan het spelen.
- De kinderen zaten in de modder te spelen.

Die Kinder haben im Dreck gespielt.

- De dag daarna zaten we allen met een verschrikkelijke kater.
- De dag daarna hadden we allen een verschrikkelijke kater.

Am nächsten Tag hatten wir alle einen schrecklichen Kater.

- Er waren vier mensen in de auto wanneer het ongeval gebeurde.
- Er zaten vier mensen in de auto toen het ongeluk gebeurde.

Vier Menschen befanden sich im Auto, als der Unfall passierte.

- Dit is mijn vriendin Rachel. We zaten op dezelfde middelbare school.
- Dit is mijn vriendin Rachel. We gingen samen naar de middelbare school.

Das ist meine Freundin Rachel, wir sind zusammen ins Gymnasium gegangen.

- De kinderen waren in de modder aan het spelen.
- De kinderen zaten in de modder te spelen.
- De kinderen speelden in de modder.

Die Kinder haben im Dreck gespielt.

De boomgaard, wiens prachtige vegende takken met fruit naar de grond hingen, bleek zo heerlijk dat de kleine meiden er de hele middag in doorbrachten. Ze zaten in een grasveldje waar het groen de vorst bespaard was gebleven en de zachte, warme najaarszon aanhoudend scheen en aten appels en praatten zo luid als ze konden.

Der Obstgarten mit seinen großen, breiten Ästen, die sich früchteschwer zum Boden neigten, bereitete den Mädchen eine solche Freude, dass sie fast den ganzen Nachmittag dort verbrachten; sie saßen in einer grasbewachsenen Ecke, wo der Frost das Grün verschont hatte und der sanfte herbstliche Sonnenschein warm verweilte, aßen Äpfel und redeten, soviel sie konnten.