Translation of "Wassen" in German

- Eerst wassen alvorens te dragen.
- Eerst wassen voor het dragen.

Vor dem Tragen waschen.

Zij wassen hun handen.

Sie waschen sich die Hände.

Men zal u wassen.

Du wirst gewaschen.

Ik ga mijn auto wassen.

Ich werde mein Auto waschen.

Eerst wassen alvorens te dragen.

Vor dem Tragen waschen.

Je moet je handen wassen.

Du musst dir die Hände waschen.

Ze moesten hun gezichten wassen.

Sie sollten sich das Gesicht waschen.

Knippen, wassen en drogen alstublieft.

Schneiden, waschen und föhnen bitte.

Men zou zich moeten wassen.

Man sollte sich waschen.

We wassen ons met zeep.

Wir waschen uns mit Seife.

- Na het wassen, breng het in vorm.
- Na het wassen, haal de kreukels eruit.

- Nach der Wäsche in Form bringen.
- Nach der Wäsche die Falten entfernen.

Paula gaat de auto morgen wassen.

Paula wird morgen den Wagen waschen.

Ik zag hem de auto wassen.

- Ich habe ihn das Auto waschen sehen.
- Ich sah ihn das Auto waschen.

Wat ben je aan het wassen?

Was wäschst du da?

Ze wou de vuile kleren wassen.

Sie wollte die verschmutzten Kleider waschen.

Ik ga even mijn handen wassen.

Ich wasche mir schnell die Hände.

We wassen onze handen met zeep.

Wir waschen uns die Hände mit Seife.

Ze wassen hun handen met zeep.

- Sie waschen sich die Hände mit Seife.
- Sie waschen ihre Hände mit Seife.

Tom begon zijn auto te wassen.

Tom begann, sein Auto zu waschen.

Ik zou mijn haar moeten wassen.

Ich sollte mir die Haare waschen.

Tom en Maria wassen hun handen.

Tom und Maria waschen sich die Hände.

Ik zou mijn haar willen wassen.

Ich möchte mir die Haare waschen.

Ik zal mijn haar niet wassen.

Ich werde mir die Haare nicht waschen.

- Ik moet een boel wassen in het weekend.
- Tijdens het weekend heb ik veel te wassen.

Über das Wochenende habe ich große Wäsche.

Hij is de auto aan het wassen.

Er wäscht gerade das Auto.

Tom is zijn auto aan het wassen.

Tom wäscht seinen Wagen.

Ik heb hem zijn auto zien wassen.

Ich habe ihn das Auto waschen sehen.

Zij zal de fiets deze namiddag wassen.

Sie wird heute nachmittag das Fahrrad putzen.

Tom is zijn haar aan het wassen.

Tom wäscht sich gerade die Haare.

Maria is haar haar aan het wassen.

- Maria wäscht sich gerade die Haare.
- Mary wäscht sich die Haare.

Tom heeft zijn auto door Marie laten wassen.

- Tom hat Maria seinen Wagen waschen lassen.
- Tom ließ Maria seinen Wagen waschen.

Ik moet een boel wassen in het weekend.

Über das Wochenende habe ich große Wäsche.

Tom is vergeten om zijn handen te wassen.

Tom vergaß, sich die Hände zu waschen.

Hoe vaak zou je je haar moeten wassen?

Wie oft sollte man sich die Haare waschen?

Ik ben nu mijn haar aan het wassen.

Ich wasche mir jetzt die Haare.

Voor het eten moet je je handen wassen.

Du solltest dir vor dem Essen die Hände waschen.

Ik stond op het punt mijn haar te wassen.

Ich wollte mir gerade die Haare waschen.

Wie is aan de beurt om af te wassen?

- Wer ist mit dem Abwasch dran?
- Wer ist mit dem Abwasch an der Reihe?

Het wasgoed met de hand wassen is vermoeiend en tijdrovend.

Die Wäsche von Hand zu waschen ist anstrengend und zeitaufwendig.

Tom ging de keuken in om zijn handen te wassen.

Tom ging in die Küche, um sich die Hände zu waschen.

Ik betaalde mijn zoon vijf dollar om mijn auto te wassen.

Ich habe meinem Sohn fünf Dollar dafür bezahlt, dass er mein Auto wäscht.

- Hij is de auto aan het wassen.
- Hij wast de auto.

Er wäscht das Auto.

Ik denk dat het tijd is om dit hemd te wassen.

Ich denke, es ist Zeit, dass ich dieses Hemd wasche.

De man die de auto aan het wassen is, is meneer Jones.

Der Mann, der den Wagen wäscht, ist Herr Jones.

De jongen die de auto aan het wassen is, is mijn broer.

Der autowaschende Junge ist mein Bruder.

- Waarom was je je handen?
- Waarom ben je je handen aan het wassen?

- Warum wäschst du dir die Hände?
- Warum waschen Sie sich die Hände?
- Warum wascht ihr eure Hände?

Nadat ik anaalseks met mijn vriendin heb gehad, moeten wij ons altijd goed wassen.

Nach dem Analverkehr mit meiner Freundin müssen wir uns gründlich waschen.

Het bedrijf voorziet werknemers van uniformen, maar er wordt verwacht dat ze die geregeld wassen.

Die Firma stellt den Arbeitern ihre Dienstkleidung; es wird jedoch erwartet, dass diese regelmäßig gewaschen wird.

- Wiens beurt is het om de afwas te doen?
- Wie is aan de beurt om af te wassen?

- Wer ist mit dem Abwasch dran?
- Wer ist mit dem Abwasch an der Reihe?

Op het labeltje aan mijn sjaal staat: "Binnenstebuiten wassen en strijken." Ik vraag me af hoe ik dat moet doen.

Auf dem Etikett meines Schales steht: "Auf links waschen und bügeln." Ich bin neugierig, wie ich das machen soll.

Ik vroeg me net af wat het zou kosten om mijn auto te laten wassen en in de was te zetten.

Ich fragte mich nur, was es kosten würde, mein Auto waschen und polieren zu lassen.

Door armoede en onderontwikkeling gaan er ook veel rare verhalen rond: dat je geen ebola krijgt door je in zout water te wassen bijvoorbeeld.

Wegen Armut und Unterentwicklung kursieren auch viele merkwürdige Gerüchte. Zum Beispiel, dass man Ebola nicht bekommt, wenn man sich mit Salzwasser wäscht.