Translation of "Huishouden" in French

Hij zorgde voor het huishouden.

Il faisait le ménage.

Zij was bezig met het huishouden.

Elle était occupée aux tâches ménagères.

Een gasmeter meet hoeveel gas een huishouden verbruikt.

Un compteur de gaz mesure combien de gaz un foyer consomme.

Is het gedeelte van de tijd besteed aan huishouden

le temps accordé aux tâches ménagères

Het moet enorm moeilijk voor haar zijn het huishouden alleen te runnen na de scheiding.

Faire tourner seule son ménage après avoir divorcé doit être terriblement difficile.

Zij wilde graag studeren, maar in die tijd moesten meisjes in het huishouden gaan helpen.

Elle voulait étudier, mais à l'époque, les filles devaient aider au ménage.