Translation of "Geloofde" in French

- Ik geloofde je.
- Ik geloofde u.
- Ik geloofde jullie.

- Je t'ai cru.
- Je vous ai cru.
- Je t'ai crue.
- Je vous ai crue.
- Je vous ai crus.
- Je vous ai crues.

Niemand geloofde mij.

- Personne ne me crut.
- Personne ne m'a cru.
- Personne ne m'a crue.

Ik geloofde u.

- Je vous ai cru.
- Je vous ai crue.
- Je vous ai crus.
- Je vous ai crues.

Niemand geloofde Tom.

Personne n'a cru Tom.

Tom geloofde Maria.

Tom croyait Marie.

Ik geloofde hem.

Je l'ai cru.

Eerst geloofde niemand mij.

- Personne ne m'a cru au début.
- Dans un premier temps personne ne me crut.

Sami geloofde in God.

Sami croyait en Dieu.

Hij geloofde zijn ogen niet.

Il n'a pas cru ses yeux.

Tom geloofde niet wat Maria zei.

Tom ne croyait pas ce qu'avait dit Marie.

Sami geloofde dat hij gay was.

Sami croyait qu'il était gay.

Ik geloofde dat hij een arts was.

Je croyais qu'il était médecin.

Ik geloofde er zelf eerst ook in.

Au début, je croyais la même chose.

Ik geloofde dat hij zijn belofte zou houden.

Je pensais qu'il tiendrait sa promesse.

- Geloofde u in de Kerstman toen u een kind was?
- Geloofde jij in de Kerstman toen je een kind was?

- Croyiez-vous au Père Noël quand vous étiez enfant ?
- Croyais-tu au Père Noël quand tu étais enfant ?

Niet iedereen geloofde dat dit een goed plan was.

Tout le monde ne croyait pas que ce plan était bon.

Tot welke leeftijd geloofde jij nog in de Kerstman?

- Jusqu'à quel âge avez-vous cru au Père Noël ?
- Jusqu'à quel âge as-tu cru au Père Noël ?

Toen ik klein was, geloofde ik in de kerstman.

Quand j'étais petite, je croyais au Père Noël.

Ik geloofde geen woord van wat mijn opa zei.

Je n'ai pas cru un mot de ce qu'a dit mon grand-père.

Bijna niemand geloofde dat jachtluipaarden in 't donker konden jagen.

Peu de gens pensaient que les guépards chassaient la nuit.

Toen ik nog klein was, geloofde ik in de Kerstman.

Quand j'étais un enfant, je croyais au Père Noël.

Hij had, geloofde ik, het recht niet om dat te doen.

Il n'avait, croyais-je, aucun droit de faire cela.

- Waarom hebt ge mij niet geloofd?
- Waarom geloofde je me niet?
- Waarom geloofde u me niet?
- Waarom geloofden jullie me niet?
- Waarom heb je mij niet geloofd?

- Pourquoi ne m'as-tu pas cru ?
- Pourquoi ne m'avez-vous pas cru ?

Maar er was één persoon die niet geloofde dat ik mijn verdriet overwonnen had.

Mais une personne n'a pas cru à mon histoire de triomphe face au deuil.

- Ik dacht dat hij een arts was.
- Ik geloofde dat hij een arts was.

Je croyais qu'il était docteur.