Translation of "Zoenen" in English

0.004 sec.

Examples of using "Zoenen" in a sentence and their english translations:

- Ze zoenen.
- Zij zoenen.
- Ze zijn aan het zoenen.
- Zij zijn aan het zoenen.

They're kissing.

Laat ons zoenen.

Let's kiss.

Ik wil je zoenen.

I want to kiss you.

Zoenen kan het virus verspreiden.

Kissing can spread the virus.

Kan je HIV krijgen van zoenen?

Can you catch HIV from kissing?

Ze zijn nog steeds aan het zoenen.

They're still kissing.

Ik wist dat je Tom zou zoenen.

- I knew that you'd kiss Tom.
- I knew you'd kiss Tom.

- Tom is geen goede kusser.
- Tom kan niet goed zoenen.

Tom isn't a good kisser.

- Denk je dat Tom Maria Johan zag zoenen?
- Denk je dat Tom zag dat Maria Johan zoende?

Do you think Tom saw Mary kissing John?