Translation of "Woont" in English

- Waar woont hij?
- Waar woont ie?

Where does he live?

- Hij woont in Kioto.
- Ze woont in Kyoto.

- He lives in Kyoto.
- She lives in Kyoto.

- Waar woont je opa?
- Waar woont je grootvader?

- Where does your grandpa live?
- Where does your grandfather live?

- Waar woont jouw grootmoeder?
- Waar woont je oma?

Where does your grandmother live?

Woont u hier?

Do you live here?

Waar woont hij?

Where does he live?

Waar woont gij?

Where do you guys live?

Woont hij hier?

Does he live here?

Ze woont alleen.

- She lives alone.
- She lives on her own.

Niemand woont daar.

Nobody lives there.

Ze woont vlakbij.

She lives nearby.

Tom woont alleen.

- Tom lives alone.
- Tom lives by himself.

Waar woont Tom?

Where does Tom live?

Tom woont hiernaast.

Tom lives next door.

Waar woont John?

Where does John live?

Hij woont hier.

He lives here.

Hij woont hiernaast.

- He lives next door to us.
- He lives next door.

Hij woont alleen.

He lives alone.

Waar woont lain?

Where does Iain live?

Hij woont hiertegenover.

He lives across the street.

Waar woont ze?

Where does she live?

Wie woont hier?

Who lives here?

Waar woont u?

- Where do you live?
- Where do you guys live?

- Weten jullie waar hij woont?
- Weet je waar hij woont?
- Weet je waar ze woont?
- Weet u waar hij woont?
- Weet u waar ze woont?

- Do you know where he lives?
- Do you know where she lives?

- Weet gij waar hij woont?
- Weten jullie waar hij woont?
- Weet je waar hij woont?
- Weet jij waar hij woont?
- Weet u waar hij woont?

Do you know where he lives?

- Waar woon je?
- Waar woont gij?
- Waar woont u?

Where do you live?

- Ze woont bij hem.
- Ze woont met hem samen.

She lives with him.

- Hij woont aan de andere kant.
- Hij woont hiertegenover.

He lives across the street.

- Hij woont in een dorp.
- Ze woont in een dorp.
- Ze woont in het dorp.

- She lives in the village.
- He lives in a village.
- She is living in the village.

- Weet gij waar hij woont?
- Weet je waar hij woont?
- Weet jij waar hij woont?

Do you know where he lives?

- Weet gij waar hij woont?
- Weet jij waar hij woont?
- Weet u waar hij woont?

Do you know where he lives?

- Onze leraar woont vlakbij.
- Onze leraar woont in de buurt.

Our teacher lives close by.

- Ze woont op het platteland.
- Ze woont in het land.

She lives in the country.

- Hij woont in een appartement.
- Hij woont in een woning.

- He lives in a flat.
- He lives in an apartment.

- Ik weet waar hij woont.
- Ik weet waar ze woont.

- I know where he lives.
- I know where she lives.

- Tom woont in een sloppenwijk.
- Tom woont in een krottenwijk.

Tom lives in a slum.

- Ik weet waar ge woont.
- Ik weet waar je woont.

I know where you live.

- Weet gij waar hij woont?
- Weet jij waar hij woont?

- Do you know where he lives?
- Do you know where she lives?

- Hij woont in een dorp.
- Hij woont op het platteland.

- He dwells in the country.
- He lives in a village.

- Ik weet waar hij woont.
- Ik weet waar je woont.

- I know where you live.
- I know where he lives.
- I know where you dwell.
- I know where she lives.

- Hij woont op het platteland.
- Hij woont buiten de stad.

He lives outside the city.

- Weet je waar ze woont?
- Weet u waar ze woont?

Do you know where she lives?

- Haar kleinkind woont in Nederland.
- Hun kleinkind woont in Nederland.

- Her grandchild lives in the Netherlands.
- Their grandchild lives in the Netherlands.

- Zijn kleinkind woont in Nederland.
- Haar kleinkind woont in Nederland.

- Her grandchild lives in the Netherlands.
- His grandchild lives in the Netherlands.
- Their grandchild lives in the Netherlands.

woont in mijn buurt.

lives within 12 subway stops of me.

Hij woont boven mij.

He lives above me.

Waar woont je oom?

Where does your uncle live?

Zij woont in Yokohama.

She lives in Yokohama.

Hij woont in Tokio.

He lives in Tokyo.

Hij woont in Boston.

He lives in Boston.

Tom woont in Boston.

- Tom is living in Boston.
- Tom lives in Boston.

Hij woont in Marokko.

He lives in Morocco.

Waar woont je oma?

Where does your grandmother live?

Tom woont in Wales.

Tom lives in Wales.

Waar woont u nu?

- Where do you live now?
- Where are you living now?

Woont je zus daar?

Does your sister live there?

Tom woont in Gangnam.

Tom lives in Gangnam.

Waar woont gij eigenlijk?

By the way, where do you live?

Waar woont je opa?

Where does your grandpa live?

Leanne woont in Leicester.

Leanne lives in Leicester.

Waar woont ze nu?

Where does she live now?

Hij woont in Nagasaki.

He lives in Nagasaki.

Hij woont in Osaka.

He lives in Osaka.