Translation of "Opbellen" in English

0.005 sec.

Examples of using "Opbellen" in a sentence and their english translations:

Moeten we hem opbellen?

Should we call him?

Moeten we haar opbellen?

Should we call her?

Laat mij mijn advocaat opbellen.

Let me call my lawyer.

Zal ik een ambulance opbellen?

Should I call an ambulance?

Mag ik mijn vriend in Japan opbellen?

Can I call my friend in Japan?

Ik zal u opbellen mits ik tijd heb.

I will call you up, provided that I have time.

Ik zal je schrijven of volgende week opbellen.

- I'll write to you or I'll phone you next week.
- I'll write you or I'll phone you next week.
- I'll write you or call you next week.

Ik wil hem opbellen. Heb jij zijn nummer?

I want to contact him. Do you know his phone number?

- Ik wil naar mijn zoon telefoneren.
- Ik wil mijn zoon opbellen.

I want to phone my son.

- Ik denk dat je Tom moet roepen.
- Ik denk dat je Tom moet opbellen.

I think you need to call Tom.

- Zal ik een ambulance opbellen?
- Zal ik een ziekenwagen bellen?
- Zal ik een ambulance bellen?

Should I call an ambulance?

- Ik wil hem telefoneren, hebt ge zijn nummer?
- Ik wil hem opbellen. Heb jij zijn nummer?

I want to contact him. Do you know his phone number?

Ik moet mijn ouders opbellen en ze vertellen dat ik laat zal zijn voor het avondeten.

I need to call my parents and tell them I'll be late for dinner.

- Is er iemand die ik voor je kan roepen?
- Is er iemand die ik voor je kan opbellen?

Is there someone I can call for you?