Translation of "​​cadeau" in English

0.015 sec.

Examples of using "​​cadeau" in a sentence and their english translations:

- Een cadeau voor jou.
- Een cadeau voor u.
- Een cadeau voor jullie.

A gift for you.

- Hij nam mijn cadeau aan.
- Hij accepteerde mijn cadeau.

He accepted my present.

- Bedankt voor je cadeau.
- Dank je voor het cadeau.

Thank you for the gift.

Een cadeau voor u.

Please accept this little gift.

Bedankt voor je cadeau.

Thank you for your present.

Hij accepteerde mijn cadeau.

He accepted my present.

Het is geen cadeau.

- It's not a gift.
- It isn't a gift.

Een cadeau voor jou.

A gift for you.

Een cadeau voor jullie.

A gift for you.

- Heel erg bedankt voor je cadeau.
- Heel erg bedankt voor uw cadeau.
- Heel erg bedankt voor jullie cadeau.

Thank you very much for your present.

- Heel erg bedankt voor uw cadeau.
- Heel erg bedankt voor jullie cadeau.

- Thank you very much for your present.
- Thank you very much for your gift.

- Is dat een cadeau voor jou?
- Is dat een cadeau voor u?

This is a present for you?

Hij gaf me een cadeau.

He gave me a present.

Dank je voor het cadeau.

Thank you for the present.

Ik geef haar een cadeau.

I'm giving her a present.

- Hij heeft me een leuk cadeau gegeven.
- Hij gaf me een leuk cadeau.

He gave a nice present to me.

- Ik heb een leuk cadeau voor je.
- Ik heb een leuk cadeau voor u.
- Ik heb een leuk cadeau voor jullie.

I have a nice present to give you.

- Ik heb een cadeau voor je gekocht.
- Ik heb een cadeau voor u gekocht.
- Ik heb een cadeau voor jullie gekocht.

I bought you a present.

- Welk cadeau wilt u voor Kerstmis krijgen?
- Welk cadeau wil je voor Kerstmis krijgen?
- Welk cadeau willen jullie voor Kerstmis krijgen?

What gift would you like to receive for Christmas?

Dit is een cadeau voor jou.

- This is a present for you.
- This gift is for you.

Ik kocht ze elk een cadeau.

I bought them each a present.

Tom bracht een cadeau voor Mary.

- Tom brought a gift for Mary.
- Tom brought Mary a gift.

Pak het cadeau nog niet uit.

- Do not open the present yet.
- Don't open the present yet.

Heel erg bedankt voor je cadeau.

Thank you very much for your present.

Ik zal je een cadeau geven.

I'll give you a present.

Ik heb een cadeau voor jou.

- I got you a present.
- I have a gift for you.

Dit cadeau heb ik van Ann.

This present was given to me by Ann.

Is dat een cadeau voor u?

This is a present for you?

Is het een cadeau voor Tom?

Is it a present for Tom?

Ik leg het cadeau liever hier.

I prefer to put the gift here.

Is dat een cadeau voor jou?

This is a present for you?

Ze kreeg een cadeau van haar vriend.

She got a present from her boyfriend.

Ik heb een leuk cadeau voor je.

I have a nice present to give you.

Dit cadeau werd mij gegeven door Ann.

This present was given to me by Ann.

Tom kocht een cadeau voor zijn dochter.

Tom bought a gift for his daughter.

Ze kocht een cadeau voor haar zus.

She bought her sister a present.

Ik wil een cadeau kopen voor Tom.

- I want to buy a present for Tom.
- I want to buy Tom a present.

- Heel erg bedankt voor je cadeautje.
- Heel erg bedankt voor uw cadeau.
- Heel erg bedankt voor jullie cadeau.

Thank you very much for your gift.

- Dit is een cadeau voor jou.
- Dit is een geschenk voor u.
- Dit is een cadeau voor u.

- This is a present for you.
- This gift is for you.

Tom verwachtte zo'n mooi cadeau niet van Mary.

Tom didn't expect such a nice present from Mary.

- Toms kat bracht hem een ​​dode vogel als cadeau.
- Tom zijn kat bracht hem een ​​dode vogel als cadeau.

Tom's cat brought him a dead bird as a present.

- Bedankt voor het cadeau dat je mijn zoon hebt gegeven.
- Bedankt voor het cadeau dat u mijn zoon hebt gegeven.
- Bedankt voor het cadeau dat jullie mijn zoon hebben gegeven.

Thank you for the present you gave my son.

Een paar oorbellen is een leuk cadeau voor haar.

A pair of earrings is a nice present for her.

- Wat was het beste cadeau dat je afgelopen kerst hebt gekregen?
- Wat was het beste cadeau dat u afgelopen kerst heeft gekregen?
- Wat was het beste cadeau dat jullie afgelopen kerst hebben gekregen?

- What was the best present you received last Christmas?
- What was the best present you got last Christmas?

Hij vergat dat hij een cadeau voor haar had gekocht.

- He forgot buying a present for her.
- He forgot that he bought her a present.

- Ze gaf ons een cadeautje.
- Ze gaf ons een cadeau.

She gave us a present.

Ik heb een pen als cadeau voor je verjaardag gekocht.

I bought a pen for your birthday present.

- Ik had geen geschenk verwacht.
- Ik had geen cadeau verwacht.

I didn't expect any gift.

- Dit geschenk komt van Tom.
- Dit cadeau komt van Tom.

This gift is from Tom.

Oom George bezocht ons nooit zonder een of ander cadeau.

Uncle George never visited us without some present.

- Ze gaf hem een ​​cadeautje.
- Ze gaf hem een ​​cadeau.

She gave him a present.

Ik had me geen beter cadeau kunnen wensen deze Kerstmis.

I couldn't have wished for a better gift this Christmas.

- Het is een cadeau voor jou.
- Het is een cadeautje voor jou.
- Het is een cadeau voor u.
- Het is een cadeautje voor u.
- Het is een cadeau voor jullie.
- Het is een cadeautje voor jullie.

It's a present for you.

Ik was echt blij met het cadeau dat je me gaf.

I really liked the gift you gave me.

Ik zou hem graag een cadeau voor zijn verjaardag willen geven.

I would like to give him a present for his birthday.

- Tom begon het cadeau te openen.
- Tom begon het cadeautje te openen.
- Tom begon het cadeau open te doen.
- Tom begon het cadeautje open te doen.

Tom began to open the present.

- Ik zal je een geschenk geven.
- Ik zal je een cadeau geven.

I'll give you a present.

- Ze bedankte me voor het cadeau.
- Ze bedankte me voor het cadeautje.

She thanked me for the present.

- Dit is een geschenk voor u.
- Dit is een cadeau voor u.

This is a present for you.

- Dit is een cadeau voor jou.
- Het is een geschenk voor u.

- This is a present for you.
- It's a present for you.
- This gift is for you.

- Tom kocht Mary een mooi cadeau.
- Tom kocht Mary een mooi cadeautje.

- Tom bought Mary a nice present.
- Tom bought a nice present for Mary.

- Ze gaf me een prachtig cadeau.
- Ze gaf me een prachtig cadeautje.

She gave me a wonderful present.

- Mijn oom gaf me een cadeau.
- Mijn oom gaf me een cadeautje.

- My uncle gave me a present.
- My uncle gave me a gift.

- Het is een cadeau voor jou.
- Het is een geschenk voor jou.

It's a gift for you.

- Tom heeft een cadeau voor Mary gekocht.
- Tom kocht een cadeautje voor Mary.

Tom bought Mary a present.

Het is erg aardig van je om me zo'n mooi cadeau te sturen.

It is very kind of you to send me such a nice present.