Translation of "Nam" in English

0.007 sec.

Examples of using "Nam" in a sentence and their english translations:

- Tom nam een ​​slok.
- Tom nam een ​​slokje.

Tom took a sip.

Hij nam ontslag.

- He quit.
- He resigned.

Ik nam ontslag.

I resigned.

Hij nam weerwraak.

He retaliated.

Tom nam ontslag.

Tom quit his job.

Ze nam afscheid.

She said goodbye.

Tom nam pianolessen.

Tom took piano lessons.

Tom nam skilessen.

Tom took ski lessons.

Sami nam ontslag.

- Sami resigned.
- Sami quit.

- Brian nam wat rozen.
- Brian nam een paar rozen.

Brian took some roses.

- Hij nam geen scherm mee.
- Hij nam geen paraplu mee.

He didn't take an umbrella with him.

Ik nam bus 61.

I took the 61 bus.

Ze nam haar boek.

She took her book.

Ze nam mijn hand.

She took my hand.

Alain nam een beslissing.

Alain made a decision.

Wie nam de foto?

Who took the picture?

Hij nam een eiwitshake.

He took a protein shake.

Zij nam een eiwitshake.

She took a protein shake.

Tom nam een beslissing.

Tom made a decision.

Ze nam een taxi.

She took a cab.

Ze nam zijn boek.

She took his book.

Dan nam vijf slaappillen.

Dan took five sleeping pills.

Ik nam een pauze.

I paused.

Tom nam een binnenweg.

Tom took a short cut.

Iemand nam mijn spullen.

Someone took my stuff.

Ik nam mijn tijd.

I took my time.

Tom nam een eiwitshake.

Tom took a protein shake.

Mennad nam zijn medicijnen.

Mennad took his medication.

- Tom nam even vijftien minuutjes pauze.
- Tom nam vijftien minuten pauze.

Tom took a fifteen-minute break.

Hij nam een stuk krijt.

He took out a piece of chalk.

De assistent nam het geld.

The assistant took the money.

Tom nam de verkeerde bus.

- Tom got on the wrong bus.
- Tom took the wrong bus.

Mary nam de morning-afterpil.

Mary took the "morning after" pill.

Tom nam nog een biertje.

Tom got himself another beer.

Hij nam afscheid en vertrok.

- He said his goodbyes and left.
- He said farewell and left.

Zij nam toevalligerwijze een bad.

It happened that she was taking a bath.

Hij nam geen paraplu mee.

He didn't take an umbrella with him.

De dokter nam mijn pols.

- The doctor felt my pulse.
- The doctor took my pulse.

De medewerker nam het geld.

The assistant took the money.

Tom nam nog een slok.

Tom took another sip.

Ze nam ergens aanstoot aan.

- She took offense at something.
- She took offence at something.

Jay nam de oude schaar.

Jay picked up the old scissors.

Ze glimlachte en nam afscheid.

She smiled and said goodbye.

Ik nam twee kopjes koffie.

I took two cups of coffee.

Tom nam de verkeerde beslissing.

Tom made the wrong decision.

Fadil nam het stuur over.

Fadil took control of the wheel.

Ik nam gisteren veel foto’s

I took a lot of pictures yesterday.

Sami nam een vriendinnetje mee.

Sami brought a girlfriend with him.

Tom nam het telefoontje aan.

Tom took the call.

Waarom nam ze een taxi?

Why did she take a cab?

Tom nam zijn hond mee.

Tom took his dog with him.

Ze nam haar bril af.

She took her glasses off.

Ik nam geen enkele voorzorgsmaatregel.

I didn't take any precautions.

- Ik nam contact op met m'n ouders.
- Ik nam contact op met m'n moeders.

I contacted my parents.

- Ik nam niet deel aan het gesprek.
- Ik nam geen deel aan het gesprek.

- I didn't take part in the conversation.
- I didn't participate in the conversation.

- Sami nam deel aan een lhbt-orgie.
- Sami nam deel aan een lgbt-orgie.

Sami took part in an LGBT orgy.

De ademteug die je net nam,

The breath that you just took

- Hij wreekte zich.
- Hij nam weerwraak.

- He revenged himself.
- He took revenge.

Hij nam zijn boeken bij elkaar.

He gathered his books together.

Jisjaj nam de uitnodiging onmiddellijk aan.

Jessie accepted the invitation at once.

- Ze nam afscheid.
- Ze zei vaarwel.

She said goodbye.

Hij nam een nieuwe secretaresse aan.

He hired a new secretary.

Het geweld nam daarna snel toe.

Violence increased soon afterward.

Hij nam me bij de hand.

He took me by the hand.

Hij nam hun uitnodiging niet aan.

He did not accept their invitation.

Hij nam deel aan het debat.

He participated in the debate.

Ik nam Ana voor haar zuster.

I mistook Ann for her sister.

- Hij nam ontslag.
- Hij stopte ermee.

- He dropped it.
- He quit.