Translation of "Yapıyorsun" in Dutch

0.006 sec.

Examples of using "Yapıyorsun" in a sentence and their dutch translations:

Ne yapıyorsun?

- Wat doe je?
- Wat ben je aan het doen?
- Wat bent u aan het doen?
- Wat zijn jullie aan het doen?
- Waar bent u mee bezig?
- Wat doet u?
- Waarmee ben je bezig?
- Wat zit je te doen?
- Wat zitten jullie te doen?
- Wat doen jullie?
- Waarmee zijn jullie bezig?

Şaka yapıyorsun.

- Nu breekt mijn klomp.
- Je neemt me in de maling.
- Je houdt me voor de gek.

Ne eğitimi yapıyorsun?

Wat studeer je?

Onu yanlış yapıyorsun.

Je doet het verkeerd.

Sam, ne yapıyorsun?

Sam, wat ben je aan het doen?

Şaka mı yapıyorsun?

Maak je een grapje?

Şimdi ne yapıyorsun?

- Wat ben je aan het doen?
- Wat doe je nu?
- Wat ben je nu aan het doen?
- Wat zit je nu te doen?
- Waar bent u mee bezig?

Ödevini mi yapıyorsun?

Ben je je huiswerk aan het doen?

Baba, ne yapıyorsun?

- Wat ben je aan het doen, papa?
- Vader, wat doe je?

Burada ne yapıyorsun?

Wat doe je hier?

Sen işbirliği yapıyorsun.

Jullie werken mee.

Arabamla ne yapıyorsun?

Wat doe je met mijn auto?

Bununla ne yapıyorsun?

Wat ga je ermee doen?

Bunu neden yapıyorsun?

Waarom doe je dit?

Orada ne yapıyorsun?

Wat doe je daar?

Ne yapıyorsun, baba?

- Wat doe je, papa?
- Wat ben je aan het doen, papa?

Sen şimdi ne yapıyorsun?

Wat doe je momenteel?

Çin tarihi öğrenimi yapıyorsun.

Je studeert Chinese geschiedenis.

Öğleden sonraları ne yapıyorsun?

Wat doe je 's middags?

Bunu yanlış şekilde yapıyorsun.

Je doet het verkeerd.

Sen bunu neden yapıyorsun?

- Waarom doe je dit?
- Waarom doet u dit?
- Waarom doen jullie dit?

Neden çiçek resmi yapıyorsun?

Waarom schilder je bloemen?

Hâlâ burada ne yapıyorsun?

Wat doe jij hier nog?

Noel için ne yapıyorsun?

- Wat doe je met Kerstmis?
- Wat doet u met Kerstmis?
- Wat doen jullie met Kerstmis?

Baba, orada ne yapıyorsun?

Papa, wat doe jij daar?

- Ne yapıyorsun?
- Ne yaparsın?

Wat doe je?

Neden bunu yapıyorsun, Tom?

Waarom doe je dat, Tom?

Şaka yapıyorsun, değil mi?

Je maakt een grapje, niet?

Neden burada iş yapıyorsun?

- Waarom werkt u hier?
- Waarom werken jullie hier?

Neden kendine bunu yapıyorsun?

- Waarom doe je dit jezelf aan?
- Waarom doet u dit uzelf aan?

Önümüzdeki pazartesi ne yapıyorsun?

Wat doe je de volgende maandag?

"Ne yapıyorsun?" "Hiçbir şey."

- "Wat doe je?" "Niks."
- "Wat ben je aan het doen?" "Niks."

Onu yanlış şekilde yapıyorsun.

Je doet het verkeerd.

Hey, sen! Ne yapıyorsun?

Hee jij daar! Wat ben je aan het doen?

Boston'da burada ne yapıyorsun?

Wat doe je hier in Boston?

Gelecek hafta ne yapıyorsun?

- Wat doe je de volgende week?
- Wat ga je de volgende week doen?

-Futbol mu? -Bir şey yapıyorsun...

Om... -Je doet één ding...

Tekrar tekrar aynı hataları yapıyorsun.

Je blijft keer op keer dezelfde fouten maken.

Bunu neden yapıyorsun? Gömleğimi ıslatıyorsun!

Waarom doe je dat? Je maakt mijn shirt nat!

- Ne pişiriyorsun?
- Ne yemek yapıyorsun?

- Wat kook je?
- Wat koken jullie?
- Wat zijn jullie aan het koken?

Tom'un kredi kartıyla ne yapıyorsun?

Wat ben je aan het doen met Toms creditcard?

Bu öğleden sonra ne yapıyorsun?

Wat gaan jullie vanmiddag doen?

Burada ne yapıyorsun? Casal'la kucaklaşıyor musun?

Wat doe je? Omhels je jezelf om zout te krijgen?

- Ne iş yapıyorsun?
- Ne iş yaparsınız?

Wat ben je aan het doen?

Bu öğleden sonra okulda ne yapıyorsun?

Wat doen jullie vanmiddag op school?

Çok ince buz üstünde paten yapıyorsun.

- Je schaatst op heel dun ijs.
- U schaatst op heel dun ijs.
- Jullie schaatsen op heel dun ijs.

Burada ne yapıyorsun? Neden evde değilsin?

Wat doe je hier? Waarom ben je niet thuis?

- Burada ne yapıyorsun?
- Burada ne yapıyorsunuz?

Wat doe je hier?

Şimdi futbol oynuyorum. Ya sen? Ne yapıyorsun?

Ik ben momenteel voetbal aan het spelen. En jij? Wat doe je?

Sabahın o kadar erken saatinde ne yapıyorsun?

Wat doe je zo vroeg op deze ochtend?

"Tom, ne yapıyorsun?" "Ne yapıyor gibi görünüyorum?"

"Tom, wat ben je aan het doen?" "Hoe ziet het eruit?"

- Ne yapıyorsun onunla?
- Onu ne için kullanıyorsun?

Waarvoor gebruik je het?

Sormamda bir sakınca yoksa, bunu neden yapıyorsun?

- Als ik zo vrij mag zijn, waarom doe je dit?
- Waarom doe je dit als ik vragen mag?

-Ya sen Uruguay'da ne yapıyorsun? -Elden ne geliyorsa.

En jullie, in Uruguay? -We doen wat we kunnen.

- Boş zamanında ne yaparsın?
- Boş zamanlarında ne yapıyorsun?

- Wat doe je in je vrije tijd?
- Wat doen jullie in je vrije tijd?
- Wat doet gij in uw vrije tijd?

- Şaka yapıyorsun, değil mi?
- Dalga geçiyorsun, değil mi?

Je maakt een grapje, niet?

Şu anda futbol oynuyorum. Ya sen, ne yapıyorsun?

Ik ben momenteel voetbal aan het spelen. En jij? Wat doe je?

- Hey! Odamda ne yapıyorsun?
- Hey! Odamda ne yapıyorsunuz?

Hej! Wat doe jij in mijn kamer?

- Bana mı gönderme yapıyorsun?
- Bana atıfta bulunuyor musun?

Bedoelt u mij?