Examples of using "Orada" in a sentence and their dutch translations:
- Daarginds!
- Daarheen!
Ik ben daar geboren.
Daar is hij.
Daar is de helikopter.
zelfs daar,
Ben je er?
Daar is Tokio.
Het is daar.
Ik zal daar blijven.
We zien elkaar daar.
Stop daar.
Ga daar zitten.
Blijf hier.
Ik ga daar zitten.
- Was je daar?
- Was u daar?
- Je zou daar moeten zijn.
- U zou daar moeten zijn.
- Jullie zouden daar moeten zijn.
Laten we daar zwemmen.
De luchthaven is daar.
- Je koffers staan daar.
- Jullie koffers staan daar.
Het is daar niet.
Ik was er niet.
Is het daar?
- Ga daar zitten.
- Zit daar.
Jij was er niet.
Iedereen is daar.
Die van jou is daar.
Een moment!
Mijn tas is daar.
Wat deed je daar?
Ik weet dat het er is.
- Er was niemand aanwezig.
- Er was daar niemand.
Daar is ze, daar beneden.
Daar is de arend.
Toen hebben we elkaar ontmoet.
Ze wonen daar.
Sla ginds rechts af.
Hij is daar aan het spelen.
- Hij speelt daar.
- Daar speelt hij.
Wie zal er zijn?
Blijf daar staan.
Tom zal er zijn.
Is Tom er?
Niemand woont daar.
Hoe laat is het bij jou?
Daar ben je niet veilig.
We weten dat je er bent.
Ik ontmoet je aldaar.
Dat is nu juist het probleem.
Ik zou daar niet willen wonen.
Wat verberg je?
- Jack is niet hier.
- Jack is hier niet.
Ik denk dat je daar niet was.
Ik ga Tom daar treffen.
Ze zijn er niet.
Wacht eens even, Tom.
Ik zal er niet zijn.
Kijk, daar is mijn moeder.
- Zijn jullie daar geboren?
- Bent u daar geboren?
- Ben je daar geboren?
Ik ben er nog.
Waarom blijf je daar niet?
Was Tom daar?
- Tom heeft daar gewoond.
- Tom woonde daar.
Blijf gewoon daar.
- Ik zie je daar.
- Ontmoet me daar.
Je hoorde er te zijn.
Ben je daar nog?
We zijn er nog niet.
Tom is daar niet.
Wat doe je daar?
Het is daar niet.
- Het regent daar.
- Het regent hier.
Het sneeuwt daar.
Ik ben er zo.
Wie is daar?
Ik ben blij dat ik er was.
Kijk! Daar is de trein!
Ik bracht mijn jeugd daar door.
Ik wou dat ik er was.
- Toms koffer is daarzo.
- Toms koffer is daar.
Sami wachtte daar.
Daar is niets te vinden.