Examples of using "Pasaport" in a sentence and their dutch translations:
Een paspoort is een geldig legitimatiebewijs.
Ik heb een pasfoto nodig.
Een paspoort is iets onmisbaars als men naar het buitenland gaat.
Een paspoort identificeert je als een burger van een land en stelt je in staat om naar het buitenland te reizen.