Examples of using "Oğlum" in a sentence and their dutch translations:
Mijn zoon!
Hoe gaat het met mijn zoon?
Ik heb een zoon.
Ik heb drie zoons.
Mijn zoon houdt van raketten.
Mijn zoon kan nog niet tellen.
Mijn zoon kwam naar mijn kamer.
Ik heb een zoon.
Mijn zoon is acht jaar oud.
Mijn zoon is tien jaar oud.
Tom is mijn neef.
Mijn zoon kan al tot honderd tellen.
Ik heb geen zoon.
Ik heb geen zoon.
Deze jongen is mijn zoon.
Mijn zoon studeert ook in het buitenland.
Mijn zoon gelooft in de Kerstman.
- Ik heb twee zonen.
- Ik heb twee zoons.
"Maar ik heb een zoon.
Mijn zoon ging naar Londen, waar ik geboren ben.
Ik ga een horloge voor mijn zoon kopen.
Ik ben gehuwd en heb twee zonen.
Mijn zoon wordt vandaag vier jaar.
Mijn zoon is langer dan ik.
Mijn zoon is klein voor zijn leeftijd.
Het kind, wiens speelgoed ik zoek, is mijn zoon.
Mijn zoon kan nog niet tellen.
Mijn zoon gelooft nog steeds in de kerstman.
Mijn zoon kan nu tot honderd tellen.
Mijn zoon gelooft in de Kerstman.
Ik heb een zoon van 25.
Dit is mijn geliefde zoon.
Mijn zoon wordt gepest op school.
Ik heb een zoon van tien jaar.
Mijn zoon kan nu tot honderd tellen.
Mijn zoon heeft alle boeken op die plank gelezen.
Ik heb twee dochters en twee zonen.
Mijn zoon is nu zo groot als ik.
- Ik moet voor mijn zoon een nieuw kostuum kopen.
- Ik moet voor mijn zoon een nieuw pak kopen.
Mijn zoon denkt dat vrouwen sterker dan mannen zijn.
Dat is niet de wereld die ik wens voor mijn tweejarig zoontje.
Mijn zoon was toen erg geïnteresseerd in alles onder water.
Mijn zoon heeft kiespijn.
Ik heb een zoon en een dochter. De ene is in New York, en de andere in Londen.