Examples of using "Mektup" in a sentence and their dutch translations:
- Ik schrijf een brief.
- Ik ben een brief aan het schrijven.
- Ik heb een brief gelezen.
- Ik las een brief.
- Hij heeft een brief geschreven.
- Hij schreef een brief.
Waar gaat de brief over?
De brief zal morgen aankomen.
Ik heb een brief geschreven.
De brief is in de envelop.
Ik ga een brief schrijven.
Deze brief is niet ondertekend.
Ik schrijf geen brief.
De brief was met de hand geschreven.
Zij heeft een brief geschreven.
Ik schrijf een brief.
We zullen een brief schrijven.
Ik schrijf geen brieven.
Ik heb hem een brief gestuurd.
- Ik heb Tom een brief gestuurd.
- Ik heb een brief naar Tom gestuurd.
Ik heb een brief ontvangen van mijn vriend.
Ik zal Tom een brief schrijven.
Schrijft ge een brief?
Moet ik een brief schrijven?
- Ik schrijf een brief.
- Ik ben een brief aan het schrijven.
- Ik zal morgen een brief schrijven.
- Ik ga morgen een brief schrijven.
Ik krijg graag brieven van vrienden.
Dit is een brief uit Canada.
Ik verwacht een brief van haar.
Ik zal je een brief schrijven.
Het is een heel vreemde brief.
Wie heeft een brief geschreven?
Zij schreef één brief.
Ik schreef een brief in het Frans.
Hij gaat een brief schrijven.
Ik heb een brief geschreven in het Engels.
- Ik schreef Tom een brief.
- Ik schreef een brief aan Tom.
Ik heb Jim een brief geschreven.
Ik heb je brief in de brievenbus gevonden.
Emily schreef een brief.
- Emily is een brief aan het schrijven.
- Emily schrijft een brief.
Je moet een brief schrijven.
Gisteren heeft hij een brief geschreven.
Is mijn brief verzonden?
Ik heb een brief van haar ontvangen.
Meneer de directeur is een brief aan het schrijven.
- Ik zal een brief naar je sturen.
- Ik stuur je wel een brief.
Hij is geen brief aan het schrijven.
Hij schrijft een brief.
Ze is nu een brief aan het schrijven.
Ik schreef haar een lange brief.
Steve ontving een brief van Jane.
Heb je hem geen brief geschreven?
Schrijf alsjeblieft geen brieven meer naar me.
Ze vertrouwde haar man een brief toe.
Ze is nu een brief aan het schrijven.
Haar moeder is een brief aan het schrijven.
Hij zal een brief schrijven.
Hij is bezig een brief te schrijven.
Ik moet een brief schrijven.
Ze heeft me geen brief gestuurd
Gisteren heeft hij een brief geschreven.
Zijt ge een brief aan het schrijven?
Ik kreeg een brief van mijn zus.
Ik schrijf bijna elke dag brieven.
Tom schreef een brief aan de kerstman.
Ik ben van plan om Judy een brief te schrijven.
Ik ben van plan om een brief te schrijven naar Judy.
Gisteren heb ik een brief van haar gekregen.
Stuur mij een brief alstublieft.
- Hier is een brief voor jou.
- Hier is een brief voor u.
Heb je Tom ooit een brief geschreven?
Ik ontvang vaak brieven van hem.
Tom schreef Maria een brief.
- Tom is Mary een brief aan het schrijven.
- Tom is een brief aan Mary aan het schrijven.
Is Jimmy een brief aan het schrijven?
Dit is een heel vreemde brief.
Hier is een brief voor u.
Maria schreef me een brief.
Ik kreeg duizenden brieven en e-mails.
Fred schreef aan zijn moeder een lange brief.
Ik was een brief aan het schrijven toen hij kwam.
Ik schreef haar elke dag een brief.
Zijn er brieven voor mij aangekomen?